CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2021 |
Er zullen slechts weinigen zijn die Matthias Goerne niet tot de beste liedzangers rekenen en in die zin een meer dan waardige opvolger van een andere grote Duitse bariton: Dietrich Fischer-Dieskau. Zoals hij ook in ander vocaal repertoire de standaard zeer hoog houdt; en dat niet sinds vandaag of gisteren. Ook in de pers zijn de recensies vrijwel zonder uitzondering lovend en ook wij hebben ons in dit veld niet onbetuigd gelaten. Dat hij, zoals uitgeroepen door de NRC, de 'beste liedzanger van het moment' is, toont echter - zoals dat zo vaak voor one-liners geldt - een gebrek aan voldoende nuancering. Concertdirecties en impresario's weten er in ieder geval goed weg mee. Het wil dus best wel iets zeggen als het eens keer behoorlijk tegenvalt. Want dat zijn we van Goerne immers niet gewend. En als het dan het geval is, dan is het – evenals al die lovende woorden – zoals het meestal is en feitelijk moet zijn: subjectief. Maar die hindernis eenmaal genomen hebbende is mijn meest eenvoudige conclusie: dit is echt geen cd die vooraan in de kast zal staan. Nee, het probleem zit niet in de staart, maar feitelijk vrijwel overal: een wat mij betreft onvermoede zwaarwichtigheid (zwaarmoedig zou niet het juiste woord zijn), nog eens onderstreept door de veelal uitermate trage tempi. Het werkt stroperig en cosmetiserend uit, het reliëf sneeuwt onder, het essentiële, verbeelende contrast binnen de contouren van het lied raakt ondervoed. Allesbehalve overtuigend dus. Dat brengt me gelijk bij een regelrechte curiositeit: Goerne die zich heeft gewaagd aan de Wesendon(c)k-Lieder, door Wagner speciaal gecomponeerd voor ‘Frauenstimme', maar voor deze gelegenheid toevertrouwd aan een (diepe) baritonstem. Daardoor is het onder de handen van Goerne een werk geworden van een geheel andere signatuur, niet alleen noodzakelijkerwijs getransponeerd maar ook volledig getransformeerd, waarin bovendien de door de zanger te breed uitgesponnen lyriek eerder naar vocale schoonheid dan naar tekstuele inhoud lonkt. Mogelijk zag Goerne zich nog eens extra in zijn visie bevestigd door Wagners tempovoorschrift voor het vierde lied van de cyclus: ‘Schmerzen'? ‘Langsam und breit'? Het werd een teveel, niet van het goede maar van het verkeerde. Goerne had het kunnen weten. Wie als liedzanger zwicht voor vocale schoonheid wacht de interpretatieve valkuil. Niet dat het een voortdurend gevecht tussen tempo en spanningsopbouw is geworden (zeker de liederen van Pfitzner en Richard Strauss zijn er goed tegen bestand), maar het algehele beeld overziende mag dit recital de kwalificatie 'matig' daardoor toch niet worden onthouden. Hoezeer Goerne ook zijn best heeft gedaan om aan de chromatische exploraties van de Laatromantiek (Pfitzner en Strauss) een veelkleurig cachet te verlenen. Ik ontkwam gaandeweg niet aan de indruik als wilde Goerne toch vooral aantonen dat hij over een onvergelijkbaar fraai legato beschikt, de frases moeiteloos naar zijn hand kan zetten en de noten zolang kan aanhouden als hij dat verkiest. Wellicht verklaart dit ook de keuze van Goerne voor dit programma: veel van de liederen laveren tussen ‘ruhig' en ‘langsam'. Goerne's benadering moet voor de Zuid-Koreaanse pianist pianist Seong-Jin Cho een hele klus zijn geweest, want ook aan hem de taak om de spanning niet weg te laten vloeien. De expressieve ruimte die hem door Goerne werd toegemeten heeft hij in verhalende zin optimaal gebruikt, waaruit ik mocht opmaken dat hij zich heeft ontwikkeld tot een uitstekend geëquipeerde liedbegeleider. Het ligt zeker niet mede aan hem te wijten dat het op een tegenvaller is uitgedraaid. Waarbij het interessant is dat Goerne zowel op het podium als in de studio steeds weer voor een andere begeleider kiest. Het helpt hem, zoals hij eens heeft verklaard, bij het verwerven van nieuwe inzichten. 'Tonmeister' René Möller heeft dit liedrecital zo waarheidsgetrouw mogelijk vastgelegd. De inmiddels 54-jarige bariton heeft onlangs te kennen gegeven dat hij 'binnen een paar jaar' met optreden denkt te stoppen. Zijn leeftijd kan daarbij mogelijk een rol hebben gespeeld, hoewel 'onze' Robert Holl (een uitstekende Pfitzner-vertolker overigens en bovendien president van de in Oostenrijk gevestigde Pfitzner-stichting) met zijn 74 jaar nog steeds overal als zanger optreedt. index |
|