CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2017

 

Tanejev: Pianotrio in D, op. 22

Borodin: Pianotrio in D, op. post.

Delta Piano Trio: Vera Kooper (piano), Gerard Spronk (viool), Irene Enzlin (cello)

Naxos 8.573561 • 64' •

Opname: maart 2016, Mozarteum, Salzburg

   

Het Delta Piano Trio werd opgericht in 2013 in Salzburg opgericht. Dat doet vermoeden dat er Oostenrijkse musici in het spel zijn, maar niets is minder waar, want het betreft uitsluitend Nederlandse musici: de pianiste Vera Kooper, de violist Gerard Sponk en de celliste Irene Enzlin, met als achtergrond studie aan het Mozarteum in de 'Mozart-stad'. Het cd-debuut van dit trio mag veelbelovend heten, want er wordt met grote overtuigingskracht en veel verve gemusiceerd, waarbij nog komt dat werd gekozen voor de pianotrio's van Tanejev en Borodin, iets minder bekend repertoire dat zeker voor een debuut-cd van moed getuigt.

Sergej Ivanovitsj Tanejev (1856-1915) was niet alleen een leven lang bevriend met zijn veel beroemder landgenoot Peter Iljitsj Tsjaikovski, maar bovendien een fervent voorvechter van diens composities, en dan met name de pianoconcerten die hij in zijn rol als pianist met grote betrokkenheid ten doop hield. Merkwaardig genoeg is daarvan in Tanejevs compositiestijl maar weinig terug te vinden, want die staat nogal ver af van de gloedvolle lyriek en passie die de muziek van Tsjaikovski zozeer kenmerkt en hem tot zijn grootste werken heeft gebracht. Tanejev speelde zijn troeven liever uit in geraffineerd contrapunt en een naar het compacte neigende stijl. Hij had weinig op met de romantische uitweidingen, hoezeer die ook in zijn tijdsbeeld pasten. Hij leek in dat opzicht meer op een in artistiek opzicht goed ontwikkelde wereldburger dan op zijn componerende collega's die muzikaal met hun zielenroerselen bijna te koop liepen. Hij had inhoudelijk weinig gemeen met het Machtige Hoopje, waarvan Mili Balakirev zo ongeveer het boegbeeld vormde en met de overige vier leden César Cui, Modest Moesorgski, Alexander Borodin en Nikolaj Rimski-Korsakov een 'nieuwe richting' wilde inslaan: naar de nationalistisch getinte muziek die vrij was van 'vreemde' invloeden. Daar moest de kosmopolitisch ingestelde Tanejev niets van hebben. Zo bezien was hij ook in het grotere verband een 'Einzelgänger' die het liefst zijn eigen weg ging. Vergeleken met zijn grote vriend Tsjaikovski is de muziek van Tanejev zeker minder uitdagend, minder 'op de rand' en zijn de ideeën niet altijd even briljant. Hij moet, zo schreef Rimski-Korsakov in zijn autobiografie, veel tijd en moeite hebben gestoken in alleen al de voorbereiding van een nieuw werk. Zo liet hij bij voorkeur eerst de meest uiteenlopende fuga's en canons los op allerhande thema's voor een nieuw werk alvorens zich serieus daaraan te zetten. Rimski-Korsakov zag als bezwaar van een dergelijke intensieve 'droge' voorbereiding dat dit gemakkelijk kon uitmonden in een net zo academisch droge manier van componeren. Dat hiervan in de praktijk echter niets valt te merken blijkt onder meer uit het Pianotrio uit 1907. Trouwens, Rimski-Korsakov gaf zelf later toe dat de muziek van Tanejev juist overstroomde van pure schoonheid en expressie. Het is net zo tegendraads als de muziek dat vaak kan zijn.

De grote melodicus Alexander Borodin (1833-1887), tijdgenoot van Tanejev, behoeft eigenlijk geen introductie. Hij behoorde tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de Russische Nationale School. Samen met Moesorgski, Balakirev, Rimski-Korsakov en Cui legde Borodin de basis voor een Russisch getinte, realistische muziekstijl. Ik zou niet zo ver willen gaan om Borodin de 'Russische Verdi' te noemen, maar   Vorst Igor   mag wel worden gerekend tot een van de Russische opera's waarin het melos uitgesproken weldadige vormen heeft aangenomen. Hoewel er in dit grootse werk heel wat meer tussen muzikale hemel en aarde in beweging wordt gezet. U kon het niet lang geleden nog meemaken bij De Nationale Opera.

Pure melodische en harmonische schoonheid is zo ongeveer Borodins belangrijkste troefkaart, maar ook qua sfeertekening wist hij het ene na het andere schitterende panorama uit zijn creatieve hoed te toveren. Het is een voortdurend fascinerend wisselspel tussen rijke schakeringen en exquise contrasten gevat in een folkloristisch coloriet. We horen het deels terug in het helaas onvoltooid gebleven Pianotrio uit 1860. Deze componerende chemicus (dat was zijn ware professie) werkte aan het stuk tijdens een wetenschappelijke en culturele reis die hem kriskras door West-Europa voerde. Er zijn van het Pianotrio (dat pas in 1950 werd gepubliceerd) slechts drie delen overgeleverd. Of Borodin ooit een vierde deel heeft geschreven vertelt de geschiedenis niet, maar een feit is wel dat het derde deel niet meer is dan een vriendelijk en nogal routineus ogend menuet (een kruidig scherzo kan het beslist niet worden genoemd) dat daarbij ver afstaat van een bij dit werk passende finale.

Boeiend repertoire, fabuleus gespeeld door het Delta Piano Trio, met veel portuur en suspense maar ook verbeeldingsvolle lyriek, tot in de finesse uitgebalanceerd en met een duidelijk goed luisterend oor naar elkaar. Dit doet een Russisch getint ensemble heus niet beter.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links