![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2019
|
In 1936 begon de Spaanse cellist Pablo Casals (1876-1973) aan het vastleggen van Bachs zes cellosuites: eerst de nummers 1 en 2, in 1939 gevolgd door de overige vier. Plaats van handeling: de studio van EMI aan het Londense Abbey Road. Daarmee zette hij deze stukken feitelijk op de wereldkaart, want spoedig daarna stonden de schellakplaten bij talloze liefhebbers in de kast (met als extra bijzonderheid dat die eerste opnamen van Casals nog steeds verkrijgbaar zijn, zij het nu uiteraard op cd en uiteraard 'remastered'). Uit dat pionierswerk van Casals (want dat was het in die eerste jaren zonder enige twijfel) groeide de traditie van een romantische speelwijze die pas werd doorbroken nadat de historiserende uitvoeringspraktijk een stevige voet aan de grond had gekregen. We kunnen dus in de interpretatie van Bachs cellosuites twee duidelijk verschillende stromingen herkennen: de traditioneel romantische en de historiserende, al zijn er uiteraard ook vertolkingen die zo ongeveer het midden houden tussen het een en het ander. Het spel van de Nederlandse celliste Lucia Swarts valt duidelijk in de tweede categorie. Dat blijkt niet alleen uit de keuze van de instrumenten: de 'basse de violon' (Egidius Snoeck, Brussel ca. 1715) voor de suite nr. 5, de'violoncello piccolo' (Marcus Snoeck, Brussel ca. 1730: de gebroeders Snoeck waren bekende cellobouwers) voor nr. 6 en voor de overige vier suites een barokcello van Pieter Rombouts, Amsterdam 1710. Instrumenten dus die dicht bij Bachs tijdperk (1685-1750) zelf staan. De strijkstok (uiteraard een barokmodel) is van Luis Emilio Rodriguez en van heel wat jongere datum: 1985. Maar een replica hoeft speltechnisch en klankmatig niet af te wijken van het origineel. Swarts cellospel is van grote schoonheid, waarin een belangrijke plaats is ingeruimd voor diepzinnige exploraties. Wat dit laatste betreft is de vijfde suite zeker de meest verheven toetssteen en dan is dit grandioze wisselspel tussen licht en schaduw binnen de strikt gehouden barokke contouren ronduit overweldigend. Wie had overigens anders verwacht van deze vroegere leerlinge van Anner Bijlsma (die eveneens voor een uitmuntende vertolking in de inmiddels 'authentieke' traditie zorgde)? Bovendien hoef ik slechts haar zes eerdere, eveneens sublieme uitvoeringen op cd in herinnering te roepen van cellosonates en celloconcerten van Italiaanse componisten, naast negentiende-eeuwse stukken voor cello en piano, met als voorlaatste cd 'The Italian origins of the violoncello' (hier besproken). index |
|