CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2018
|
Audite heeft weer eens een album uitgebracht van de grote, zo niet tevens legendarische Hongaar Ferenc Fricsay (1914-1963), de dirigent die met name in Berlijn bij het RIAS-orkest (het blijkt nog steeds een ware 'Fundgrube')* grote betekenis heeft gehad als voorvechter van de nieuwe muziek en natuurlijk van die van zijn landgenoot Béla Bartók, maar ook werd geroemd om bijvoorbeeld zijn Mozart-vertolkingen. In uitvoeringen die ook ruim een halve eeuw later nog steeds toonaangevend mogen worden genoemd. In die zin is er in de muziekgeschiedenis niet zoveel veranderd: zeer hoge kwaliteit is (gelukkig!) nog altijd het meest belangrijke criterium, al wordt dat in deze tijd helaas vaak nonchalant mee omgegaan of zelfs vergeten. Wat dat laatste betreft: eerdere ervaringen hebben me geleerd niet al te optimistisch te zijn over de daarmee in verband te brengen 'naamsherkenning', ook niet bij hen waarvan je bepaald anders zou verwachten, zoals muziekstudenten, maar soms zelfs ook professionele musici. Ik durf in die kringen de naam 'Fricsay' niet eens te laten vallen, want de kans is dan levensgroot dat ik glazig wordt aangekeken. "Fricsay? Nooit van gehoord." Grote muziek vraagt sowieso om grote interpreten, terwijl het omgekeerde niet per se het geval hoeft te zijn. Fricsay was zo'n grote dirigent. Zijn grote artistieke geluk begon al in 1947, toen hij nog maar nauwelijks 33 prompt grote internationaal faam verwierf met de door hem geleide wereldpremière van Gottfried von Einems opera Dantons Tod (waar niemand, behoudens in Oostenrijk, nog naar omkijkt). Wat daarbij zeker zal hebben geholpen was de plaats van handeling: Salzburg, met rechtstreeks in het vizier de prestigieuze Salzburger Festspiele (waar inmiddels ook de nodige verf van is afgebladderd). Het heeft niet al te lang mogen duren, want zestien jaar later overleed Fricsay in Bazel aan de gevolgen vankanker. Is dat geen merkwaardige combinatie? Ferenc Fricsay en Richard Strauss? In Fricsays korte periode als artistiek leider van de Beierse Staatsopera in München (hij dirigeerde er van 1956 tot 1958) was hij het immers, die door zijn critici werd verweten dat hij niets gelegen had laten liggen aan zelfs maar één opera van die grote 'zoon' van de stad. Wel zijn er in die periode vijf orkestwerken te registreren, waarvan er vier - zeker niet toevallig - ook op deze cd staan. Het vijfde werk, Don Juan, kan van de site van Audite worden gedownload (klik hier). Een verklaring daarvoor valt niet zo gemakkelijk te geven, al ligt de veronderstelling voor de hand dat Fricsay met het operarepertoire van Strauss niet of niet voldoende affiniteit had. Maar het kan natuurlijk ook zijn dat hij in die luttele paar jaar in München er gewoon nog niet aan is toegekomen. Uitsluitend afgaand op deze vijf orkestwerken kan de conclusie echter een simpele zijn: Fricsay had wel degelijk het juiste 'gevoel' voor Strauss' idioom. Al zal hij mogelijk ook in dit repertoire zijn voorkeuren hebben gehad, want werken als Ein Heldenleben, Eine Alpensinfonie, Also sprach Zarathustra en Tod und Verklärung ontbreken - uiteraard voor zover bekend - in zijn discografie. Wat in zijn interpretaties goed duidelijk wordt is dat hij niets op had met het nadrukkelijke pathos waarmee Strauss' orkestwerken vaak worden overladen. Er is wat dit betreft een sterke overeenkomst met zijn grote collega Hans Rosbaud, maar ook met de niet minder grote Otto Klemperer: die zekere mate van 'Sachlichkeit' die, anders dan het begrip zou doen vermoeden, zelfs weldadig aandoet. Het heeft ook in dit geval modelvertolkingen opgeleverd, ontdaan van enigerlei poespas, strikt helder en 'to-the-point'. Al zal dat bij menigeen de weerstand tegen deze muziek misschien niet kunnen wegnemen. __________________ index |
|