CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2025

Karlheinz Stockhausen - Cosmic Clarinets

Stockhausen: Klang (5. Stunde) - Bassetsu - In Freundschaft - Tierkreis nr. 41/8-9*

Michele Marelli (klarinet, basklarinet, bassethoorn), Gianluca Cascioli (piano)*
Kairos 0022055KAI • 60' •
Opname: sept. & okt. 2024, Studio Piave 24 & GC Studio, Pecetto Torinese (I)

 

Karlheinz Stockhausen (1928-2007) liet begin jaren vijftig als componist de gevestigde en daarmee zo vertrouwde tonaliteit volkomen los. Een drieste stap in het licht van die zo traditioneel gevormde, harmonische progressie, de dominantie van de consonant en de procesmatige herkenbaarheid. In plaats daarvan ging hij seriële en atonale technieken hanteren waarin toonhoogte mathematisch werd gestructureerd. Het oor van de luisteraar, gewend aan de grondtoon als direct herkenbaar middelpunt, moest wennen aan muziek die zich niet langer liet ‘vangen' met behulp van oriëntatiepunten. Dat lukte de één beter dan de ander, of het bleef zelfs onmogelijk om zich aan dergelijke muziek te hechten.

In de visie van Stockhausen had de melodie – als niet weg te denken ‘bindmiddel' binnen de kaders van de westerse muziekgeschiedenis – voor eens en altijd afgedaan. Áls er in zijn werk iets van een melodie herkenbaar was, dan uitsluitend in uiterst gefragmenteerde vorm. Geen cantabile meer, maar zich niet herhalende sequenties die ondanks de herhaling voor velen niet herkenbaar, laat staan definieerbaar waren.

Wie als luisteraar hoopte op zoiets als muzikale intuïtie kwam eveneens bedrogen uit, want Stockhausens mathematiek bleek ook daarvoor een behoorlijke sta-in-de-weg, zo niet een onneembare vesting. In veel van zijn werk – ik noem slechts de Klavierstücke en Kontra-Punkte – is het de serialiteit die toonhoogte, toonduur, dynamiek, articulatie en klankkleur bepaalt.

Typische Stockhausen-notatie

Niet alleen de muziek zelf, maar ook de ruimte waarin zij zich afspeelde maakte deel uit van Stockhausens compositietechnieken. ‘Klang im Raum', zoals we die kunnen aantreffen in Gruppen (voor drie orkesten) en Gesang der Jünglinge (elektronica ondergedompeld in ruimtelijke spreiding). Nog afgezien van de door Stockhausen geïntroduceerde, mathematische problematiek komt er in dit geval nog een aanzienlijke horde bij: klanken die zich door de ruimte verplaatsen, verlopend van hoge naar lage concentratie als desoriënterend fenomeen.

Met het door Stockhausen voorgeschreven of beoogde instrumentarium kan het werkelijk alle kanten op, van elektronisch opgewekte tot puur akoestische klanken en álles wat zich daar – afhankelijk van zijn fantasie - tussen kan bevinden. Van dat laatste kennen we die fameuze vier helikopters met in ieder toestel een lid van het strijkkwartet: het Helikopter-Streichquartett voltooide Stockhausen in 1993 en ging in 1995 in première bij het Holland Festival in Amsterdam. Het is een doldriest stuk: de helikopters vliegen in een cirkel terwijl de musici ieder hun partij ten gehore moeten brengen, via draadloze communicatie (audio én video) naar het publiek in de zaal. De rotorbladen van de helikopters ‘vertellen' hun eigen muzikale verhaal, in ‘samenspraak' met de tremolandi van de vier strijkers. Het werk komt terug in de derde scène van Mittwoch aus Licht, deel uitmakend van de opera-cyclus Licht (voor iedere dag van de week). Het Helikopter-Streichquartett – het laat zich raden – een hoogst experimenteel karakter als ruimtelijk vormgegeven mengsel van muziek (die er wel degelijk was!), techniek en performancekunst. Uit zowel de toenmalige krantenartikelen als uit publieksreacties kwam zonneklaar naar voren dat het enerzijds als absurdistisch en anderzijds als revolutionair werd ervaren.

Formule voor 'Licht' (autograaf)

Stockhausens veelzijdigheid valt niet te betwisten, zoals ook zijn experimenteerlust tot dan ongehoorde en ongeziene sculpturen heeft voortgebracht. Zoals dat ook gold in de elektronische muziek, waarvan hij een van de belangrijkste grondleggers was. Het heeft een groot aantal stukken opgeleverd, waaronder Studie I en II (1953-54), Telemusik (1966), de uitsluitend elektronische versies van Kontakte (1958-1960) en Hymnen (1966–67), en zijn laatste stuk op dit gebied: Cosmic Pulses (2007). Hij trok zich daarbij niets aan van de publieke en bij muziekcritici steeds weer terugkerende weerstand tegen wat werd genoemd Stockhausens ‘onpersoonlijke en mechanische klankwereld'. Componeren met behulp van elektronische hulpmiddelen als oscillatoren, filters en generators, toentertijd nieuw en dus een onontgonnen gebied, bleek in de praktijk van het muziekleven een voortdurende haard van verzet.

Karlheinz Stockhausen in de studio van de WDR (1994)
(foto Kathinka Pasveer)

In die tijd maakte Stockhausen veelal gebruik van de Studio voor elektronische muziek van de WDR (de West-Duitse omroep) in Keulen. Opgericht door Herbert Eimert in 1951 begon Stockhausen er twee jaar later met zijn elektronische experimenten. Precies tien jaar later volgde zijn benoeming tot artistiek leider van de studio. Hier ontstonden werken als Gesang der Jünglinge, Kontakte, Telemusik en Hymnen. Hij moet zich als kind in een snoepwinkel hebben gevoeld, met de zeker in die tijd meest geavanceerde elektronica, waaronder ook de voor zijn werk zo belangrijke ringmodulators en octofonische systemen. Veel later, in 1965, begon hij in Kürten zijn eigen elektronische studio en begon hij zijn eigen muziekuitgeverij: Stockhausen-Verlag. Kürten werd zijn thuisbasis waar hij componeerde, publiceerde en doceerde.

Karlheinz Stockhausen voor zijn villa in Kürten

Hij mag dan in die jaren tamelijk honkvast zijn geweest, zijn netwerk van componisten, technici en instellingen was wereldwijd. Hij maakte er ook, als het hem zo uitkwam, gebruik van. Zo werkte hij in Japan samen met elektronische experts aan het Telemusik-project.

In zijn latere werken ontmoeten we een ander en al even nieuw Stockhausen-concept: andere speelwijzen voor blazers (met adem- of stemgeluid), strijkers die vreemdsoortige glissandi of gekras ten beste moeten geven, vocalisten die geacht worden te fluisteren, te mompelen, enzovoort.

In 2004 ontstond, kort na de voltooing van Licht, Klang. Het idee erachter was de muzikale verbeelding (géén uitbeelding!) van de 24 uren die het etmaal telt, in 24 deeltjes. Hij werkte eraan tot aan zijn overlijden in 2007: de delen 22-24 bleven onvoltooid. Het vijfde deel (5. Stunde: Harmonien und Schönheit) staat op deze cd en dateert uit 2006. Het is bedoeld voor basklarinet of fluit of trompet en geldt als zelfstandige compositie, waarvan de structuur weliswaar op papier vastligt (vijf melodiegroepen en ritornelli), maar aangepast mag worden aan de specifieke speelmogelijkheden en klankkleuren van het desbetreffende instrument. Stockhausen noemde het zelf een werk voor ‘een melodie-instrument solo'. De bezetting van de verschillende delen varieert van solo tot trio's. Ook het reeds genoemde Cosmic Pulses maakt er deel van uit: het dertiende uur.

De versie voor de basklarinet klinkt warm, donker getimbreerd, vol en rijk. De sfeer is die van introspectie, melancholisch, geheimzinnig. De articulatie is fijnzinnig, de glissandi en registerwisselingen creëren iets van een mysterie, de ritornelli verlopen in een golfbeweging, fluctuerend in volume en intensiteit.

Bassetsu voor bassethoorn dateert uit 1997, met als verdere aanduiding – in het cd-boekje ontbreekt dit – 2. Ex Nr. 70 (tweede uittreksel uit Michaelion, de in datzelfde jaar gecomponeerde vierde scène uit Mittwoch aus Licht. ‘Bassetsu' is een samentrekking van bassethoorn en su, waarbij met dit laatste Suzanne Stephens (in het dagelijks leven ‘Su') wordt bedoeld, de klarinettiste voor wie Stockhausen menige compositie bestemde, waaronder ook het in slechts één dag gecomponeerde In Freundschaft, in Aix-en-Provence op 24 juli 1977, vier dagen later uitgevoerd in de versie voor fluit ter gelegenheid van Stephens' verjaardag.

Michele Marelli, Suzanne Stephens en Karlheinz Stockhausen

In Freundschaft kan door ieder willekeurig solo-instrument worden uitgevoerd. In dit opzicht is het sterk verwant aan het veel later ontstane, reeds aangehaalde Klang (5. Stunde van Harmonien), maar anders dan Klang heeft de componist wel zelf aparte versies uitgeschreven, voor onder andere blokfluit, saxofoon, trompet, fagot, tuba, viool en contrabas. Iedere versie werd door Stockhausen aangepast aan de speelstijl van de betreffende musicus, die wel alles uit de speelkast moet halen om tot een bevredigende uitvoering te komen. Zoals op dit album door Michele Marelli, de klarinettist die door Stockhausen om zijn virtuoze en gloedvolle spel hoog werd gewaardeerd.

Het stuk wordt in de eerste plaats gekenmerkt door vijf schematisch vastliggende segmenten (één, twee, drie, vijf en acht verdeelde noten) die over negentien tonen zijn verdeeld. Deze mathematische opzet wordt onderworpen aan cyclische herhaling en transformatie, waar een hoge en een lage laag na verloop van tijd samensmelten tot een melodie. Om de ‘formule' van dreigende eentonigheid te ‘bevrijden' heeft Stockhausen er cadensen en trillers tussengewoven. Zoals zo vaak in zijn werk heeft het dynamisch verloop zijn grote aandacht gekregen in de vorm van geleidelijk oplopende sterktegradaties (te beginnen bij pianissimo en eindigend in fortissimo).

Tierkreis (1975-1981) kreeg het catalogusnummer 41 mee, met op dit album de versie voor klarinet en piano: nr. 8 voor klarinet solo en nr. 9 voor klarinet en piano. De titel zegt het al: sterrenbeelden, het astrologische twaalftal, waaraan Stockhausen in sommige versies nog een dertiende heeft toegevoegd: Ophiuchus (afkomstig uit het Grieks: Slangendrager). In weer andere versies is sprake van Wassermann I en II (Acquarius), wat eveneens dertien deeltjes oplevert. Dat Tierkreis, anders dan zijn overige werk, het tot redelijke populariteit heeft gebracht is ongetwijfeld te danken aan de toegankelijkheid ervan: er is zelfs sprake van heuse melodieën in de westerse traditie!

Ik noemde reeds Michele Marelli, een van de beste vertolkers van Stockhausens zowel technisch als auditief verre van toegankelijke oeuvre, op dit album al even voortreffelijk bijgestaan door Gianluca Cascioli, op dit album in zijn rol als pianist, die ook bekend staat als voortreffelijke dirigent én componist. Hij was pas vijftien jaar toen hij in 1994 het prestigieuze Umberto Micheli Internationaal Pianoconcours won, met in de jury onder anderen Maurizio Pollini en Luciano Berio.

De opnamen zijn ronduit schitterend. Die van Tierkreis werd gemaakt in de studio van de pianist in Pecetto Torinese, de overige werken in Studio Piave 24 in Cuneo. Marelli staat in het colofon als producer vermeld, met als 'engineers' en 'editors' respectievelijk Enrico Tortarolo en wederom Gianluca Cascioli (Tierkreis).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links