CD-recensie
© Aart van der Wal, mei l 2012
|
Sjostakovitsj: Pianoconcert nr. 1 in c, op. 35 - nr. 2 in F, op. 102 - Vioolsonate in F, op. 134 Alexander Melnikov (piano), Isabelle Faust (viool, op. 134), Jeroen Berwaerts (trompet, op. 35), Mahler Chamber Orchestra o.l.v. Teodor Currentzis Harmonia Mundi HMC 902104 • 75' • Opname: november-decmber 2010, Rathaus-Prunksaal, Landshut (D), (concerten); maart 2011, Teldex Studio, Berlijn Nadat ik deze cd had beluisterd speet het mij eens te meer dat Alexander Melnikovs vertolking van Sjostakovitsj' eigenzinnige 'wohltemperierte Klavier' (de 24 préludes en fuga's op. 84), eveneens op het Harmonia Mundi label, om de een of andere onverklaarbare reden mij nooit heeft bereikt. Ik schaam me intussen om te moeten melden dat deze uitgave aan mijn aandacht is ontsnapt en ik u daarover niet heb kunnen berichten, want het kan volgens mij niet anders dan dat deze in 1973 in Moskou geboren pianist tot de allerbeste Sjostakovitsj-vertolkers van deze tijd gerekend moet worden. Zo niet de allerbeste, voor zover zo'n ferme uitspraak vandaag de dag überhaupt nog stand kan houden. Merkwaardig dat op deze cd het Tweede concert het eerst is geplaatst, want niet alleen had het voor de hand gelegen om de chronologische volgorde te kiezen, maar ook is het Eerste concert beduidend opgewekter van aard dan zijn meer sarcastisch-bijtende opvolger. Goed dus om daarmee te beginnen. Mogelijk heeft bij de keuze de vorm een rol gespeeld: op. 102 (uit 1957) is voor symfonieorkest geschreven en in de gebruikelijke driedelige vorm geconcipieerd, terwijl op. 35 (uit 1933) vierdelig is en daarvoor alleen een strijkorkest en een trompettist hoeven te worden opgetrommeld. De uit 1968 stammende, veel weerbarstiger of zo u wilt grilliger Vioolsonate staat er ietwat verloren tussengeklemd: met dit diep ernstige werk vergeleken is het Eerste pianoconcert niet meer dan luchthartig vertier, terwijl ook het Tweede met zijn innige Andante in een romantische grondtoon (het zou in een pianoconcert van Sergej Rachmaninov niet hebben misstaan) er ver vanaf staat. De flitsend-bijtende hoekdelen hadden alleen uit de pen van Dmitri Dmitriëvitsj kunnen vloeien. Het is interessant om de uitvoeringen door de componist zelf, met het Orchestre National de la Radiodiffusion Française en met André Cluytens op de bok, een EMI-uitgave uit 1958, eens te vergelijken met Melnikov en Currentzis. Wat blijkt? Niet alleen is Melnikov de betere pianist (hij geeft op deze cd een masterclass in alleen al articulatie), maar hij durft ook meer, is over de gehele linie briljanter en fijnzinniger en biedt - wonder boven wonder - al spelende meer inzicht in deze partituur dan de componist zelf, een fenomeen dat we van meer uitvoerders van eigen werk kennen (denkt u maar aan Igor Stravinsky). Maar er is nog beter nieuws: Melnikov laat ook zijn (intussen vele!) concurrenten met redelijk gemak achter zich. Hoe dat komt? Collega's als Yefim Bronfman en Denis Matsuev zochten het teveel in pure virtuositeit, waarbij vooral Bronfman daarbij soms als een niet te stuiten houthakker tekeerging. Marc-André Hamelin en Elisabeth Leonskaja hanteerden een fijnzinniger penseel, maar vergeleken met Melnikov blijkt hun expressie in deze muziek uiteindelijk toch minder rijk geschakeerd te zijn. Alleen Melnikovs onvergelijkbare dichtkunst in het tweede deel van op. 102 doet hem met kop en schouders boven de anderen uitsteken, zozeer zelfs dat ik mij in eerste instantie afvroeg of het zo wel allemaal in de partituur stond opgetekend! De stap van deze subliem geschakeerde droomwereld naar de agressieve finale is weliswaar bijna grotesk, maar dit is wel het soort contrastwerking dat naadloos past in het schema van de componist. Laat ik er dan gelijk maar bij aantekenen dat de flitsende dialogen en de hel oplichtende accenten ook op rekening mogen worden geschreven van het in topvorm stekende Mahler Chamber Orchestra dat door Teodor Currentzis bijna letterlijk wordt opgezweept: de noten blijven soms maar net binnenboord. De dirigent zoekt duidelijk de expressieve grenzen op, maar doet dat met zoveel overtuiging dat ik me al snel gewonnen moest geven. Dat onder zijn handen het niet onaanzienlijke klatergoud in deze muziek soms zelfs meer dan het volle pond krijgt doet deze muziek alleen maar goed. Kortom, formidabel! In 1966 werd Sjostakovitsj door een eerste hartaanval getroffen en daarmee werd tevens de periode ingeluid van toenemende versobering vann zijn muzikale taal: de late stijl. Het besef van een plotselinge dood, maar ook van een onzekere toekomst als gevolg van een broze gezondheid (de vergelijking met Gustav Mahler dringt zich hier op) lieten op zijn werk duidelijke sporen na, en dat vinden we ook terug in de Vioolsonate. Evenals bij Beethovens late kwartetten het geval is nam de toegankelijkheid van zijn composities beduidend af en de raadselachtigheid ervan toe, en lijkt hij zich meer naar binnen te keren, een andere wereld binnen te gaan. Een koude wind van eenzaamheid waait door de verduisterde Vioolsonate met zijn grootse momenten van grote afstandelijkheid en diepzinnige verstilling, maar ook van furieuze uitbarstingen zoals in het Allegretto. Vrijwel krachteloze frases van niet meer dan twee noten dragen de monotonie van (bijna) levenloosheid, slechts nog een ademtocht, niet veel meer dan het mechaniek dat het lichaam nog net levend houdt. Er zijn onmiskenbaar raakvlakken met de bijna drie jaar later gecomponeerde Veertiende symfonie, en niet alleen wat het gebruik van de uit de Tweede Weense School overgewaaide twaalftoonreeksen betreft. Melnikov en Isabelle Faust zijn in topvorm en geven elkaar geen duimbreed toe. Alleen al dat Scherzo met zijn bijtende ironie dat mij in deze overrompelende vertolking van begin tot eind in de ban sloeg. Dan is er die zo merkwaardige mengeling van rauw realisme en onthechting in de finale, waarvan de laatste variaties bijna letterlijk in de ziel worden ingekerfd. index |