CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2010
|
||
Schnittke: Pianotrio (1992). Sjostakovitsj: Pianotrio nr. 1 in c, op. 8 - nr. 2 in e, op. 67. Kempf Trio. BIS-SACD-1482 • 70' • (sacd)
Dit is muziek die door merg en been gaat, wat alles te maken heeft met de ontstaansgeschiedenis van deze drie trio's. Het Eerste pianotrio van Sjostakovitsj dateert uit 1923, een buitengewoon turbulent jaar voor de toen 16-jarige muziekstudent en componist. Zijn vader was kort daarvoor overleden en bij Dmitri Dmitriëvitsj werd tuberculose vastgesteld, die hem dwong om in het zachtmoedige klimaat op de Krim rust te nemen. Daar werd hij op slag verliefd op de dochter van een Moskouse hoogleraar en begon hij aan zijn Eerste pianotrio, een mengeling van verdriet, contemplatie en vurige, jeugdige passie. Maar men vergisse zich niet: veel ingrediënten van het thematische en instrumentale palet in de rijpere werken van het Russische 'enfant terrible' klinken hier al volop door. Het overheersende motief ges, f en e lijkt mede gebouwd op het hoofdthema uit de finale van Mahlers Negende, terwijl de verwerking ervan vooruitloopt op Sjostakovitsj' muzikale Leitmotiv D(e)SCH(b). Het bestaat slechts uit een deel en werd gecompleteerd door Boris Tisjtsjenko, die nog tweeënwintig ontbrekende pianomaten toevoegde. Het aan de musicoloog Sollertinski opgedragen tweede trio ontstond in het barre oorlogsjaar 1944 en ademt duidelijk de sfeer van de Zevende en de Achtste symfonie. In het openingsandante en het slotallegretto vinden we het groteske, bijna verpletterende marsthema uit de Zevende onverbloemd terug. Trouwens geen woord hierover in het cd-boekje. Er kan geen enkele twijfel aan bestaan wat de inspiratiebron voor dit weerbarstige, maar buitengewoon indrukwekkende opus kan zijn geweest: iedere maat lijkt doordrenkt te zijn van het lijden van zijn landgenoten. Maar mogelijk reflecteert het tragisch melancholieke Largo zijn verdriet om de plotselinge dood van zijn innige vriend Ivan Sollertinski. Schnittke componeerde in 1992 zijn enige Pianotrio, dat oorspronkelijk als een strijktrio (1985) was opgezet. De dood lijkt hier de alles overheersende factor, het gehele werk lijkt zijn schaduw maar niet af te kunnen werpen. Schnittke droeg het werk op aan Aleksandr Potapov, de huisarts die de aan beroertes lijdende componist herhaalde malen van de dood had gered. Het Kempf Trio heeft al een opname op zijn naam staan van twee pianotrio's van Rachmaninov en Tsjaikovski en toen al bleek de grote affiniteit van het ensemble met de Russische kamermuziek (helaas werden deze volbloedige vertolkingen ervan op deze site niet onder de loep genomen: we kunnen nu eenmaal niet alles bespreken). Ook hun visie op deze drie pianotrio's van Sjostakovitsj en Schnittke mag er zijn. Speltechnisch tot in detail uitgewerkt, de drie instrumenten perfect in balans en een dusdanige betrokkenheid bij deze muziek dat de toehoorder zich onmiddellijk gewonnen geeft. Het is daarom buitengewoon jammer dat het Kempf Trio onlangs werd opgeheven. De al in 2004 gemaakte opname is van typische BIS-kwaliteit: zo schoon als zilver, heel mooi doortekend en met een warme gloed waaraan de akoestiek van het voormalige conservatorium van Stockholm zeker debet is. Zelfs de naam van de verantwoordelijke pianostemmer wordt keurig vermeld. Voor hem eveneens de hoogste lof: Carl Wahren weet wat stemmen is! index | ||