CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2009 |
||
Sjostakovitsj: Celloconcert nr. 2 op. 126. Britten: Cellosuite nr. 3 op. 87. Pieter Wispelwey (cello), Sinfonietta Cracovia o.l.v. Jurjen Hempel. Channel Classics CCS SA 25308 • 62' • (sacd)
Dmitri Sjostakovitsj schreef zijn Tweede celloconcert in de lente van 1966 op de Krim. Mstislav Rostropovitsj (de componist droeg zijn beide concerten aan deze Russische grootmeester van de cello op) hield het werk op 25 september van dat jaar in Moskou ten doop, met Jevgeni Svetlanov als dirigent. Waarom wordt dit werk eigenlijk consequent in G aangeduid? Uit de partituur blijkt dit in ieder geval niet, maar veel doet het er eigenlijk niet toe. Veel belangrijker is dat Pieter Wispelwey en Jurjen Hempel in hun visie op het Tweede Celloconcert aantonen dat dit niet per se het primaat hoeft te zijn van grote Russische musici als Rostropovitsj, Rozjdestvenski en Kondrashin. De hier gevolgde combinatie Sjostakovitsj/Britten ligt op het eerste gezicht misschien niet zo voor de hand, maar hij is volkomen logisch. Er zijn door de geschiedenis bevestigde parallellen te vinden die deze koppeling zonder meer fascinerend maken. Britten was een niet alleen een groot bewonderaar van Sjostakovitsj (van Brahms daarentegen moest hij niets hebben), maar niet minder van Rostropovitsj, die op zijn beurt weer grote waardering had voor Britten, niet alleen als componist maar zeker ook als mens. Samen met zijn echtgenote, de sopraan Galina Visjnevskaja (die o.a. meewerkte aan de Decca-opname van Brittens War Requiem), was Rostropovitsj in de jaren zestig regelmatig te gast op Brittens muziekfestival in Aldeburgh en logeerde hij bij Britten thuis in Aldeburgh, in Red House. Britten schreef voor de grote cellist meerdere stukken: de Cellosonate op. 65, de Cellosymfonie op. 68 en de drie Cellosuites, die Rostropovitsj op het Aldeburgh Festival voor het eerst uitvoerde. De warme vriendschap tussen Britten en Rostropovitsj ontstond in 1960, nadat Britten de eerste Engelse uitvoering van het Eerste celloconcert van Sjostakovitsj door Rostropovitsj in Londen had gehoord. Brittens gebruikte in zijn Derde cellosuite het zo bekende, muzikale motto van Sjostakovitsj: zijn initialen DSCH (de S staat voor Es, de H voor de Duitse B), wat niet anders kan worden uitgelegd dan als een hommage aan zijn grote tijdgenoot. In de door Pieter Wispelwey geschreven toelichting legt hij tevens zijn eigen muzikale uitgangspunten bloot:
Dat zijn buitenmuzikale gedachten (Otto Klemperer zou ervan gegruwd hebben), die de toon hebben gezet voor Wispelweys vertolking. Hoe dat precies zit met dat klooster anno 950 (in de Engelse vertaling is het merkwaardig genoeg 948!) weet ik niet, want het had even goed in 1920 of 1950 kunnen zijn, maar de boodschap die hier doorheen klinkt is wel duidelijk. Steeds als ik met het instrumentale werk van Britten wordt geconfronteerd bekruipt me het gevoel dat hij te zeer onder de invloed van zijn levenspartner, de tenor Peter Pears én van zijn argwanend bekeken, inderdaad soms wel erg extravagante affectie voor kinderen en adolescenten heeft gestaan, waardoor hij eigenlijk veel te weinig aan niet-vocale muziek is toegekomen (wie daarvan het naadje van de kous wil weten, verwijs ik graag naar het boek Britten's children van John Bridcut, ISBN 0-571-22839-9, dat helaas niet meer is herdrukt, maar bij www.abebooks.com voor slechts een luttel bedrag tweedehands nog te koop is). De Cellosuites zijn daarvan een representatief voorbeeld, al moet worden gezegd dat het ook in dit geval een sterke vriendschap was die hem tot het componeren ervan aanzette. Zonder Rostropovitsj hadden we ze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid nooit gezien. We mogen ons gelukkig prijzen dat twee Nederlandse musici in dit Sjostakovitsj-concert het beste van zichzelf hebben gegeven, met als uitkomst een superieure vertolking, waaraan werkelijk niets af te dingen valt. Zoals het merendeel van Sjostakovitsj' muziek wortelt ook het Tweede celloconcert in Ruslands gruwelijke geschiedenis, maar het sardonische en groteske heeft hier grotendeels plaats gemaakt voor een bijna intieme somberte waarin de term expressivo overheerst, al zal niemand de grimmigheid in het Scherzo - en zeker in deze uitvoering - kunnen ontgaan. Deze nieuwe vertolking sluit qua idioom en atmosfeer wonderwel goed aan bij de alom geprezen uitvoering van het Eerste celloconcert door Rostropovitsj zelf. Wie vooringenomen mocht zijn aangaande de orkestrale bijdrage van het orkest uit Krakow zal al snel daarvan genezen zijn: het orkestspel is eenvoudigweg van grote internationale klasse. Dit zou 'ons' Koninklijk Concertgebouworkest of de Berliner Philharmoniker echt niet beter hebben gedaan. Zeer imposant is dezelfde affiniteit die Wispelwey met Brittens Cellosuite op. 87 heeft. In technisch opzicht is het een technisch bijzonder lastig stuk dat alleen door de allerbeste instrumentalisten tot een goed einde kan worden gebracht, al blijft de weerbarstigheid ervan groot (de soms duidelijk grommende Wispelwey zet er bijna letterlijk de tanden in). In live-uitvoeringen gaat het altijd wel érgens in het stuk mis (vooral het achtste deel, Presto, molto perpetuo is in dit opzicht berucht), maar het voordeel van de studio is dat het tenminste kan worden overgedaan. Wispelwey maakt er een buitengewoon avontuurlijke reis door de diepe krochten van de menselijke ziel van, met fenomenale streekwisselingen en het juiste 'Fingerspitzengefühl', kleurrijk, van het heroïsche naar het dichterlijke, van het intuïtief manlijk krachtige naar bijna vrouwelijke tederheid, met die zo volbloedige sonoriteit in alle registers, ook in het pianissimo, die het spel van Wispelwey (hij speelt op een cello uit 1760 van de hand van Giovanni Battista Guadagnini) zozeer kenmerkt. Een apart compliment aan het adres van de beide producers (Hein Dekker, die ik nog van Philips ken, en Pieter Wispelwey) en de beide technici (Dekker en Jared Sacks), die met vereende krachten voor een opname hebben gezorgd die iedere mij bekende andere (dat geldt zowel voor het Sjostakovitsj-concert als voor de Britten-suite) in de schaduw stelt. Deze meesterzet klinkt zowel in surround als in stereo overweldigend. Een grandioze prestatie, ook wat de editing (door Sacks) betreft, die niet hoog genoeg kan worden gewaardeerd! Het Sjostakovitsj-concert werd opgenomen in de Filharmonie van Krakow, de Suite van Britten in Deventer, maar beide opnamen sluiten desondanks fraai op elkaar aan. Ook in opnametechnische zin is het trouwens een voornamelijk Nederlandse aangelegenheid geworden: Ad van Medevoort zorgde voor versterkers, Rens Heijnis voor de mengtafel, Audiolab voor de speakers en Van den Hul voor de bekabeling. Sacks moet gedacht hebben: ik gebruik vooral Nederlandse waar! index |
||