CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2009


 

Sibelius: Luonnotar op. 70 - Pohjola's dochter op. 49 - En saga op. 9 - Koning Christian II op. 27 - De bard op. 64 - Lentelied op. 16 - De zwaan van Tuonela op. 22 nr. 3 - Lemminkaïnens terugkeer op. 22 nr. 4 - Pelleas et Mélisande op. 46 - Kuolema op. 44 - Zwanenwit op. 54.

Taru Valjakka (sopraan - op. 70), Bournemouth Symphony Orchestra o.l.v. Paavo Berglund.

EMI Classics 3 97689 2 9 • 67' + 78' • (2 cd's)


Hoe merkwaardig toch dat de muziek van Sibelius (behoudens dan de Tweede symfonie, het Vioolconcert en Finlandia) in ons land in de concertprogramma's maar geen ogen wil gooien. Blijkbaar heeft dit toch met onze muzikale aard te maken, met onze specifieke voorkeuren, want in Engeland lopen met hem weg; en niet sinds vandaag of gisteren, want al in de eerste helft van de vorige stond Sibelius hoog op de Engelse concertagenda's. Terwijl Bruckner - in tegenstelling tot in ons land - daar niet of nauwelijks in tel was. 's Lands wijs, 's lands eer, zal ik maar zeggen.

Wat in de werken van zijn grote Finse componist het eerst opvalt, is de oorspronkelijkheid ervan. Niet alleen in de manier waarop hij zijn melodieën gestalte gaf, maar ook qua harmonie en orkestratie. Dat hij in hoge mate werd geïnspireerd door het Finse landschap, de volkspoëzie en de nationale folklore zal iedereen wel onderschrijven, maar de werkelijke waarde van zijn creaties schuilt toch - het kan niet vaak genoeg worden gezegd - in het originele karakter ervan. Zijn onverflauwde belangstelling voor de epische Kalevala en de typisch Finse volksmelodieën heeft in ieder geval een 'toontaal' opgeleverd die onmiddellijk als zodanig wordt herkend. Op deze twee cd's komen twee werken voor die Sibelius als een van de belangrijkste Europese componisten definitief op de kaart zette: En saga (1892) en de laatste van de vier Lemminkaïnen-legendes (1893-95). Met de Kullervo-symfonie (1892) vormen ze het hart van Sibelius' muzikale nationalisme. In 1897 was zijn succes dusdanig dat de Finse staat hem voor de rest van zijn leven uit de financiële kou haalde, nadat hij al zo'n jaar of vijf eerder als docent muziektheorie aan het conservatorium van Helsinki was aangetreden.

Sibelius' grote belangstelling voor de Oostenrijks-Duitse romantische school heeft hem nooit naar een idiomatische verschuiving in zijn werk gebracht. Dit in tegenstelling tot de Nederlandse componisten uit diezelfde periode, die weliswaar prachtige muziek schreven en compositietechnisch van wanten wisten, maar niet of nauwelijks tot een werkelijk eigen stem in staat waren. Componisten als Diepenbrock, Röntgen, Zweers en de gebroeders De Lange helden of over naar de zwaarwichtige Duitse romantiek of naar het lichtere Franse idioom. Een echte Nederlandse stroming heeft zich toen nooit ontwikkeld. Sibelius bleef echter 'zijn' eigen taal trouw, ondanks zijn grote enthousiasme voor bijvoorbeeld Richard Strauss, die in zijn symfonische gedichten de vrije vorm propageerde en daar groot succes mee had.

Het modernisme heeft nooit goed vat op hem gekregen. Hij wist zich de hete adem van componisten als Schönberg, Debussy, Bartók en Stravinsky in de nek, maar daar stelde hij niets anders tegenover dan zijn 'modern classicisme', dat in zijn Derde symfonie (1907) een uitweg vond.

Hoewel hij nooit een echte Finse patriot zou worden, had hij wel een scherp oog en oor voor het Finse landschap. Voor Sibelius was de Finse natuur het boek der boeken, zoals hij het zelf zei. Die visie, dat gevoel heeft zijn grootse muzikale structuren en die zo typische repeterende begeleidingsfiguren bepaald, die zo onmiskenbaar en zo indrukwekkend de weidsheid en de ruimte weten te suggereren. Imposante, unieke stemmingsbeelden die velen in de ban sloegen, maar hem anderzijds op veel kritiek kwamen te staan, met name in de periode waarin de Duitse dweepzieke beschouwingen over Blut und Boden de kop opstaken.

In de laatste kwarteeuw van zijn aardse bestaan componeerde Sibelius niet meer. Zijn almaar kwakkelende gezondheid kon niet verhinderen dat de stevig drinkende en rokende 'nationale legende' de hoge leeftijd van op een haar na 92 jaar wist te bereiken. Zelf merkte hij daarover weleens gekscherend op dat hij al zijn waarschuwende dokters had overleefd.

Paavo Berglund

De discografische geschiedenis heeft een groot aantal eminente Sibelius-dirigenten opgeleverd. Om er een aantal te noemen: Kajanus, Colin Davis, Kletzki, Ashkenazy, Neeme Järvi, Vänskä, Segerstam,Karajan en Szell, Jansons en Collins. En dan natuurlijk de Finse dirigent Berglund, die zich decennialang voor de muziek van Sibelius heeft ingezet en wiens 'no nonsense' dirigeerstijl zeker vruchten heeft afgeworpen, al is hij met het Bournemouth Symphony Orchestra in de 'losse' orkestwerken doorgaans beter op dreef dan in de symfonieën.

Een sobere aanpak dus, die - in navolging van bijvoorbeeld Otto Klemperer, die met Sibelius overigens niet zoveel ophad - het buitenmuzikale niet opzocht, maar 'het gewoon liet gebeuren'. We krijgen het op deze twee cd's in optima forma voorgeschoteld, al is best te horen dat de opnamen uit de periode 1970-78 dateren. Bovendien liepen de stevige climaxen toen nog tegen de onvermijdelijke beperkingen van de analoge band aan. Daar staat echter wel tegenover dat de digitale manipulatie van de oorspronkelijke orkestklank zijn intrede nog niet had gedaan, met een natuurlijk klankbeeld als resultaat.

De warme akoestiek van de Guildhall in Southampton in combinatie met het vakmanschap van opnametechnici als Suvi Raj Grubb en David Mottley kwamen eveneens ongeschonden uit het digitale remasteringproces (met veel dank aan Allan Ramsay), wat dus per saldo een buitengewoon waardevolle heruitgave van een deel van Sibelius' 'losse' orkeststukken heeft opgeleverd. Per saldo klinken deze heruitgaven op cd heel wat beter dan de oorspronkelijk op lp uitgebrachte opnamen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links