CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 1997
|
Schubert: Der Tod Oscars D 365 ('Ossian') - Das Grab D 377 - Die Entfernten D 350 - Pflügerlied D 392 - Abschied von der Harfe D 406 - Der Jüngling an der Quelle D 300 - Abendlied D 382 - Stimme der Liebe D 412 - Romanze D 144 - Geist der Liebe D 414 - Klage D 415 - Julius an Theone D 419 - Der Leidende D 432 - Der Leidende D 432b - Die frühe Liebe D 430 - Die Knabenzeit D 400 - Edone D 445 - Die Liebesgötter D 446 - An Chloen D 363 - Freude der Kinderjahre D 455 - Gesänge des Harfners aus 'Wilhelm Meister' D 478 (Wer sich der Einsamkeit ergibt, Wer nie sein Brot mit Tränen ass, An die Türen will ich schleichen) - Der Hirt D 490 - Am ersten Maimorgen D 344 - Bei dem Grabe meines Vaters D 496 - Mailied D 503 - Zufriedenheit D 362 - Skolie D 507. Christoph Prégardien (tenor), London Schubert Chorale (D 377), Graham Johnson (piano). Hyperion CDJ33023 • 79' • vertegenwoordigt (er zijn méér collegae die op dit vlak dezelfde kwaliteiten in huis hebben), maar vooral omdat hij op een weergaloze manier in de kern van de dichtregels weet door te dringen. Dus niet door te chargeren, maar met behulp van een feilloos gevoel voor timing die de muzikale expressie naar het hoogst denkbare niveau tilt. Dit is pas echte kunst: het notenbeeld blijft onaangetast, terwijl de indruk wordt gewekt dat 'aus einem Guss' tegelijkertijd zowel muzikale als poëtische vrijheid wordt geschapen. Dat is een procédé dat niet of nauwelijks te ontsluieren is en dat is eigenlijk maar goed ook. Het gaat hem in technisch opzicht vrij gemakkelijk af en we kennen het soms negatieve effect ervan (o.a. bij Hampson, Schmidt en Blockwitz): de noten goed op hun plaats, de komma's en punten vlekkeloos gestileerd, maar o zo vlak en saai. Maar niet bij Prégardien. In D 478 is de eenzaamheid hartverscheurend, zonder dat daarvoor ook maar enige nadruk of accentuering nodig is; in D 300 is de troostende bron zo licht als een veertje met die onzegbare hunkerende ondertoon (Luise!); en hoe natuurlijk verloopt de articulatie in D 382! Deze vertolking van 29 liederen op deze volgesneden CD vertoont nergens een zwakke plek, veroorzaakt geen moment van twijfel, alsof àlles in een goed gesternte heeft gestaan. Hetzelfde geldt voor de subliem 'begeleidende' Graham Johnson: stellig geïnspireerd door Prégardien roept hij een wonderbaarlijk lucide, sterk geëngageerde klankenwereld op die steeds weer blijft verbazen. Hij laat horen hoezeer de pianopartij in menig lied ook de feitelijke handeling bepaalt. De zeer spaarzame bijdrage (2'03) van de London Schubert Chorale is gaaf, maar wat bloedeloos. Typisch Engelse koorzang en die heeft met Schubert weinig te maken. De opname is een klasse apart, met een bijna voelbare afstand tussen vleugel en zangstem, beide volop in de ruimte, maar helder en met een uitstekende definitie. Het dikke, bijgevoegde boekwerk zat weer hopeloos vast tussen de lipjes geklemd, maar is inhoudelijk van zeer hoog niveau. Dergelijke doorwrochte toelichtingen kom je zelden tegen! index |