CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2020 |
Wat te zeggen van Arcadi Volodos' Schubert-vertolkingen? Het is vaak lastig om muzikale indrukken in de juiste woorden te vatten (als er al woorden voor zijn). Als ik er twee uit zou moeten kiezen: groots en controversieel. Om met het eerste te beginnen: groots zjn de pure klankschoonheid die van dit spel uitgaat en de meest fijnzinnige nuances die Volodos in deze partituren weet aan te brengen; zowel in melodisch als harmonisch opzicht. Dat heeft uiteraard in de eerste plaats met de techniek te maken: zelfs in de technisch meest veeleisende passages biedt Volodos kolossale vergezichten, schept hij daarmee zoveel interpretatieve ruimte dat het een overrompelende indruk maakt. Maar ook als de eenvoud regeert zijn er de details die Volodos met even indrukwekkende autoriteit ontsluit. Subliem ook de pianotoon die in het pianissimo zjn zo wezenlijke kern behoudt en in het fortissimo werkelijk geen seconde aan noblesse prijsgeeft. Maar er zijn ook momenten waarin hij zichzelf lijkt te (willen) verliezen (of althans die schijn opwekt), zoals in het langzame deel van de sonate, waarin hij Schuberts tempovoorschrift (Andantino) heeft vertaald in nog maar net geen Larghetto. Evocerend op het hoogste niveau, dat wel, maar het doet afbreuk aan wat Schubert door diens tempoaanduiding bedoeld moet hebben. Volodos zal er ongetwijfeld over hebben nagedacht, mogelijk om aldus de meest ideale contrastwerking tussen het Scherzo (Allegro vivace) en de Finale (Allegretto) te realiseren, maar het gaat - zij het niet meer dan marginaal - wel ten koste van het discours dat daardoor minder strak uitpakt. Conceptueel valt er evenwel weinig aan af te dingen omdat Volodos deze bedding doelbewust zal hebben gekozen. Superieur is het afsluitende Presto: slechts zelden hoor je zoveel flonkerende pianistiek in een dergelijke regelrechte heksentoer. Anderzijds zou een twistpunt zeker die 'oneindige schoonheid' in dit spel kunnen zijn, het cosmetiserende karakter ervan; hoe onweerstaanbaar het voor menigeen ook zal zijn: het pure klankfestijn dat Volodos' spel zo uitbundig markeert, maar waardoor het expressieve effect een zekere mate van overdadigheid in zich heeft. Treffend daarbij is ook dat Volodos - en dat is een aspect dat we vaak ook terugvinden in de 'oude pianistenschool' - ter ondersteuning van 'zijn' expressiviteit de notenwaarden herhaaldelijk naar eigen hand zet. Het geeft weliswaar extra cachet aan de toch al dramatische context, maar afgaande op het notenbeeld heeft de componist het zo niet bedoeld. Het komt mij aldus voor dat Volodos deze sonate (het geldt tevens voor de aansluitende drie miniaturen) méér geeft dan zij inhoudelijk bevat: dat er vele momenten in dit spel zijn aan te wijzen waarin het spel zelf belangrijker wordt dan de muziek zelf. Het is een valkuil die de meeste andere pianisten - en niet eens doelbewust - wisten te vermijden. De drie menuetten missen onder de handen van Volodos in de kern wat ze nu juist zo onweerstaanbaar maakt: het dansante, zelfs naïeve karakter ervan. Het beeld van Volodos' stevig expressieve benadering in de sonate doemt hier opnieuw op. Waar dan weer wel tegenover staat dat ik zo gauw geen pianist kan bedenken dat zoveel rijk geschakeerde finesse in zijn spel weet aan te brengen. Volodos presenteert een wereld op zich, maar het hoeft daarmee nog niet uw wereld te zijn. Dat velen er echter linea recta door zullen worden overrompeld staat voor mij echter zo vast als een huis. index |
|