Schubert: Lob der Tränen, D 711 - Lebensmelodien,
D 395 - Sprache der Liebe, D 410 - Wiedersehn, D 855 - Sonnet I, D 628
- Sonnet II, D 629 - Sonnet III, D 630 - Abendrote, D 690 - Die Berge,
D 634 - Die Vögel, D 745 - Der Schmetterling, D 633 - Der Wanderer,
D 649 - Das Mädchen, D 652 - Die Sterne, D 684 - Die Gebüsche,
D 646 - Blanka, D 631 - Der Schiffer, D 694 - Fülle der Liebe, D
854 - Im Walde (Waldesnacht), D 708.
Christine Schäfer (sopraan), Matthias Goerne (bariton),
Graham Johnson (piano).
Hyperion CDJ33027 0 • 79' •
Met deze 27ste editie komt zo langzamerhand het einde van dit grootse
project in zicht. Als het lukt betekent dit dat we ook ná het Schubert-jaar
(voor mij is het trouwens iedere dag Schubert-dag) kunnen beschikken over
het door Hyperion integraal vastgelegde liedoeuvre van deze componist
met inbegrip van de vele alternatieve versies.
Een van de grote winstpunten van deze serie is dat werd gekozen voor steeds
wisselende zangsolisten met Graham Johnson als een rotsvast baken aan
de piano. En dan heb ik het niet alleen over de grote coryfeëen van
de liedkunst die aan ons oor voorbij trekken, maar ook over de ontdekking
van nieuw talent in dit genre, wat voornamelijk op het conto van Johnson
mag worden geschreven: hij zocht én hij vond...
Maar niet ontkend kan worden dat deze aanpak niet alleen voordelen biedt.
Dat blijkt ook uit deze uitgave: Görne is een nieuwe ontdekking die
nog veel van zich zal doen spreken, een soepele bariton die veel technisch
raffinement in huis heeft, maar nog niet op alle fronten blijk geeft van
een grote affiniteit met het Schubert-idioom. Dit uit zich in een zekere
mate aan vlakheid en de neiging naar voorzichtigheid. Zo op het eerste
gehoor is het allemaal puntgaaf en afgerond, met een fraai legato en vertragingen
en versnellingen keurig op hun plaats. Maar het is gelijktijdig te mooi,
te voorspelbaar en bijna gelikt. Een verschijnsel dat we overigens bij
menige Engelse liedervertolk(st)ers tegenkomen waardoor Het Kanaal wel
erg breed lijkt. Zo ontstaat het volstrekt verkeerde beeld van de saloncomponist
die Schubert absoluut niet was. Schäfers talenten vallen niet in
de interpretatieve klasse van Ameling of Schwarzkopf: zij munt vooral
uit door jeugdige onbevangenheid en een lichtere aanpak, waarbij het avontuurlijke
element gelukkig niet ontbreekt. Over de bijdragen van Johnson niets dan
goeds, al kan hij in sommige liederen (bijvoorbeeld D 694) de bijzondere
toets van Gerald Moore niet doen vergeten. De opname is vlekkeloos. Een
bijzonder compliment voor het ruim bemeten cd-doosje waarin het dikke
cd-boekje perfect past. Jammer dat deze 'vondst' eerst nu wordt toegepast.
Inmiddels zijn althans bij mij vrijwel alle boekjes van deze cd-serie
aan de lipjes van het cd-doosje ten offer gevallen.
|