CD-recensie

 

© Aart van der Wal, april 2017

 

(A.) Scarlatti: PassiosSecundum Johannem (met Responsori per la Settimana Santa)

Giuseppina Bridelli (mezzo - Testo), Salvo Vitale (bas - Christus), Caroline Weynants (sopraan - Ancilla), Guillaume Houcke (countertenor - Pilatus), Pierre Derhet (tenor - Petrus), Maxime Melnik (tenor - Judaeus), Choeur de Chambre de Namur, Milenium Orchestra o.l.v. Leonardo García Alarcón

Ricercar RIC 378 • 59' •

Live-opname: 27 maart 2016, Provinciaal Museum, Begijnhofkerk, Sint-Truiden (B)

   

Merkwaardig genoeg blijven historici en musicologen in het ongewisse waar en wanneer de 'Passio secundum Joannem', de Johannes-Passie van Alessandro Scarlatti (Palermo, 1660-Napels, 1725) precies is ontstaan. Vooralsnog houdt men het op rond 1685 in Napels. Er zijn althans twee manuscripten ervan in Napels aangetroffen die duidelijk in die richting wijzen: het ene bevindt zich in het Archivio dei Girolamini, het andere in het Conservatorio Pietro a Majella. Waar iedereen het wel over eens is, is dat Scarlatti's passiemuziek uitzonderlijk rijk is aan pathos en expressie, zij het conceptueel minder vooruitstrevend dan de kerkmuziek van bijvoorbeeld zijn tijdgenoot Gaetano Veneziano (1656-1716). Dat deze eerste in Italië gecomponeerde passiemuziek van een bijzondere schoonheid is zal niemand betwisten.

Als uitgangspunt diende de Latijnse tekst van het Evangelie van Johannes, hoofdstuk 18, de verzen 19-37 (als u het even opzoekt weet u precies waar de handeling over gaat, al vindt u in het cd-boekje ook de Engelse en Franse vertaling). De belangrijkste karakters zijn de Testo of Evangelist (alt, maar in deze uitvoering een mezzo), Christus (bas) en Pilatus (tenor). Daarnaast zijn er Ancilla (sopraan), Petrus (tenor) en Judas (tenor). Evenals in Bachs Johannes-Passion vertolkt het koor (vier sopranen, vier countertenors, vier tenoren, drie bassen - ze nemen met uitzondering van Testo en Christus tevens de solopartijen voor hun rekening) de stem van het volk.

Het werk is niet in duidelijk afgebakende secties verdeeld, maar juist op een effectieve manier doorgecomponeerd: de korte muzikale tableaus (de bijbelverzen fungeren hier als richtsnoer) sluiten naadloos op elkaar aan. De rol van de Evangelist is uitgeschreven in de toen gebruikelijke, tamelijk sobere maar daardoor niet minder indrukwekkende declamatiestijl, met slechts het continuo als begeleiding. Gezet in het sombere c-klein lopen de emoties vaak hoog op, maar wat ook voortdurend treft is de overrompelende uitdrukkingskracht waarvan het oratorium doordesemd is. Dat wordt gelukkig ook in de uitvoering als zodanig weerspiegeld: de toehoorder wordt al gelijk aan het begin als het ware het drama in gezogen. De vocale prestaties staan op hoog niveau, warm getimbreerd en evocatief, terwijl het luxueuze orkestrale kleed het werk in een glanzend licht zet.

Alarcón en zijn ensemble zorgen voor een dusdanig intens muzikaal en emotioneel discours dat het me echt moeilijk viel er los van te komen. Alleen al het harmonische krachtenveld zoals zich dat in het inleidende 'Plange quasi virgo' (deel uitmakend van de 'Responsori per la Settimana Santa', de responsoriën of beurtzang naar rooms-katholiek gebruik voor de Heilige Week) ontvouwt is van een ongehoorde spanning en schoonheid. Naarmate het geloofswerk vordert wordt duidelijk hoezeer Alarcón structureel greep heeft en houdt en met welk een groot engagement deze muziek over het voetlicht wordt gebracht. Articulatie, dictie en intonatie zijn volmaakt, de balans is ideaal. Het enige puntje van kritiek betreft de ietwat geforceerde hoogte van de tenor Pierre Derhet, maar geloof me, het is niet meer dan een kleine oneffenheid in dit schitterende geheel.

Het is goed om te weten dat Alarcón delen uit de 'Responsori per la Settimana Santa' door de Johannes-Passie heeft gewoven. Als u uitsluitend de passiemuziek wilt horen, wat ik u overigens niet aanraad, zult u de desbetreffende tracks (1, 3, 5, 7, 9, 11 en 13) dus moeten overslaan. Dat de historische uitvoeringspraktijk wordt gevolgd spreekt inmiddels uiteraard vanzelf. Daardoor wordt u getrakteerd op onder meer sublieme bijdragen van theorbe, luit, harp, basviool en klavecimbel. Tot slot: de opname is een pláátje. Het klinkt als in een kerk, maar de registratie vond er ook plaats: in het Provinciaal Museum van de Begijnhofkerk in het Belgische Sint-Truiden. Dit is een live-opname, maar daar hoort u vrijwel niets van: het publiek hield zich keurig stil (kom daar bij ons maar eens om...). Overigens geen wonder bij een sprankelende uitvoering als deze.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links