CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2021 |
Een interessante gedachte van Rebecca Saunders (1967, Londen):
Je zou denken: ze zit nooit voor alleen maar een blanco notenblad, want voor haar is het slechts een kwestie van invullen: de muzikale lijst, een context. Ik kan mij er eerlijk gezegd niets bij voorstellen, maar ik ben ook geen componist. Wat dit nieuwe album een authentiek karakter meegeeft is haar samenwerking met de vertolkers. Want dat is iets wat zij bij voorkeur doet: met hen overleggen, de repetities begeleiden en ten slotte de uitvoering zelf bijwonen. Die dialoogvorm werkt aan beide kanten goed uit: voor de musici is er haar inspirerende en verdiepende respons, voor Saunders telt het directe contact met de levende klank en wat daaruit vervolgens vanuit het notenschrift kan afleiden. Het werkt uit als een kruisbestuiving die van beide zijden om verdere aanpassingen vraagt, maar fungeert tevens als een belangrijke inspiratiebron die muzikale én intellectuele synergie oplevert (componeren en musiceren is niet alleen een gevoelskwestie). De vraag of en zo ja in welke mate voor de toehoorder tot dan onbekende – en ook nog eigentijdse - muziek direct zou moeten aanspreken valt met geen mogelijkheid goed te beantwoorden. Vaak gaat het niet van een leien dakje, vallen er algauw termen als ‘weerbarstig' of ‘ontoegankelijk', wat zowel iets zegt over de compositie als over de luisteraar. Een componist kan nog zo gefascineerd zijn door een bepaald model, klank, akoestiek, enz., toch is het maar de vraag of de luisteraar er eveneens - vroeg of laat - door wordt gegrepen. Blijft het feit dat veel eigentijdse muziek niet weet door te dringen tot de toehoorder en aldus in het ongemak van onbegrip blijft steken. Van het op de contemporaine (feitelijk nieuwe) muziek gerichte muziekfestival in Donaueschningen (het is slechts een voorbeeld) weet ik hoe moeilijk het is om haar al prompt, van meet af aan, op de juiste waarde te kunnen schatten. Wie als zodanig een première ondergaat (en in Donaueschingen is dat vrijwel altijd het geval) zal na afloop mogelijk tot de slotsom geraken dat het stuk onvoldoende is ingedaald. Dat is niet vreemd, eerder normaal: al in het interbellum waren er concerten waarin een bepaald nieuw werk tweemaal werd uitgevoerd. Dat klemde toen des te meer dan nu door her gebrek aan reeds bestaande opnamen. Een nieuw werk dat na een eerste kennismaking nog veel vragen (of gevoelens!) openlaat kan tegenwoordig dankzij een opname alsnog een herkansing krijgen. En dan te bedenken dat de meeste nieuwe muziek het concertpodium niet eens bereikt en alleen de studio-opname nog uitkomst biedt.
Er zijn geen parallellen meer tussen podium en studio: beide zijn volkomen uit elkaar gegroeid, van elkaar vervreemd geraakt. Die bekende uitspraak van John Cage is aan het concertbedrijf geheel en al voorbijgegaan: ‘My favorite music is the music I haven't yet heard'. De oorzaak: het ontbreken van de wil om het nieuwe te ontdekken, de nieuwsgierigheid die daarvoor ontbreekt en dat het muzikaal onbekende eerder als vijand dan als vriend wordt beschouwd. Dat besef is niet alleen bij de uitvoerende musici doorgedrongen, maar ook bij degenen die de zaal zo vol mogelijk willen hebben: money comes first; en dus functioneert het op het kompas van de traditie; tot zolang het gaat natuurlijk. Blijft alleen de studio over om nieuwe vergezichten te verkennen. Niet dat het voor de musici een ware goudmijn is. Ergo, in veel gevallen moeten zij zelf geld meebrengen (vooral crowdfunding is tegenwoordig populair). Een belangrijk punt is altijd de opnamekwaliteit en dat geldt eens te meer voor complexe nieuwe muziek omdat daarvan mede de perceptie afhangt. Ook als het ‘slechts' slagwerk of een melodie-instrument betreft. Akoestische timbres, fijngeslepen ritmiek, ruimtelijke effecten en sculptuurachtige klankvelden gevat in meervoudige geluidsprojecties stellen ook bijzonder hoge eisen aan de elektronische wijze van registreren. Degenen achter de knoppen moeten de partituur goed kennen, hun huiswerk hebben gedaan, het perspectief van de opname hebben bepaald. Er zijn, wat dit album betreft, meerdere goede voorbeelden van te geven, zoals in Shadow voor piano solo, waarin akoestische schaduweffecten opdoemen vanuit gecondenseerde klankgolven om er vervolgens door te worden geabsorbeerd. Of Flesh voor accordeon en spreekstem, waarin zelfs het uit- en intrekken van de balg door Saunders tot precisie-instrument is gepromoveerd: het uittrekken wordt begeleid door snelle, ritmische registerveranderingen, het intrekken door de menselijke stem, citerend uit Ulysses van James Joyce: de innerlijke monoloog van Molly Bloom wordt half fluisterend uitgesproken, soms bijna onhoorbaar met de hand voor de mond. Wat de indruk maakt dat het effect bij Saunders net zo belangrijk kan zijn als het affect, wat in veel eigentijdse muziek overigens een bekend fenomeen is. In de ‘Solo'-reeks van Kairos is de hoofdrol weggelegd voor musici die zijn verbonden aan het in de eigentijdse muziek gespecialiseerde Klangforum Wien. Dat betekent in de praktijk dat u deze nieuwe klanken als op een klankrijk en inzichtelijk mpresenteerblaadje krijgt aangereikt. Dat dit compositorisch bepaald geen gesneden koek is zal duidelijk zijn, maar de cd (of anders wel Spotify e.d.) biedt gelukkig de mogelijkheid om geleidelijk aan deze bepaald niet gemakkelijke materie vanuit perceptief oogpunt toch voldoende meester te worden met daaraan verbonden de hoop (niet per se de verwachting) dat deze stukken daadwerkelijk voor u zullen gaan ‘leven'. De opname zal dat proces in ieder geval niet in de weg staan, want die is subliem. index |
|