CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2017

 

Albert Roussel Short Portrait

Roussel: Suite in F, op. 33 - Symfonie nr. 3 in g, op. 42 - Bacchus et Ariane (suite nr. 2 op. 43b) - Symfonie nr. 4 in A, op. 53

Detroit Symphony Orchestra o.l.v. Paul Paray (op.33)

New York Philharmonic Orchestra o.l.v. Leonard Bernstein (op. 42)

Orchestre de la Société des Concerts du Conservatoire de Paris o.l.v. André Cluytens (op. 43b)

Philharmonia Orchestra o.l.v. Herbert von Karajan (op. 53)

Praga Digitals PRD/DSD 350 138 • 57' •

Opname: 19 maart 1957 (op. 33); 25 september 1961 (op. 42); 5-16 november 1963, Salle Wagram, Parijs (op. 43b); november 1949, Londen (op. 53)

 

Praga Digitals is een van de labels die oude(re) opnamen digitaal opfrist en vervolgens uitbrengt. In artistiek opzicht is er dus geen nieuws onder de zon, maar 'auditief' wel. Het is overigens niet altijd nuttig om dit te doen: er zijn talloze opnamen die veel beter op de plank hadden kunnen blijven liggen omdat ze artistiek nu eenmaal niets toevoegen aan wat er op dit gebied al is. Of zelfs slechter zijn. Dus geen historie oprakelen omwille van de historie. Maar als het om echt belangwekkende historische opnamen gaat is een 'nieuw jasje' (lees: een betere klankkwaliteit) uiteraard altijd bijzonder welkom. Want dat wordt nogal eens over het hoofd gezien als in recensies of elders de loftrompet wordt gestoken over (stok)oude opnamen, terwijl die klankmatig zo tijdgebonden zijn dat de muzikale finesses ervan met geen mogelijk tot het oor kunnen doordringen. Ik herinner me besprekingen in muziektijdschriften, waarin vaak oude opnamen als 'referentie' werden gebruikt, terwijl dat er gehoormatig met de beste wil van de wereld niet van viel af te lezen. Het paste blijkbaar in de nogal modieuze opvatting dat het 'vroeger beter was', met de gevestigde namen voorop: Wilhelm Furtwängler, Erich Kleiber, Clemens Krauss, etc. Maar het was vroeger zeker niet altijd beter, wel anders. Vertolkingen gaan met hun tijd mee en blijven vervolgens daarin. Tot een nieuwe generatie er weer anders tegenaan kijkt, andere wegen zoekt. Denk in dit verband alleen maar aan de historiserende uitvoeringspraktijk zoals die vanaf de jaren zestig tot bloei kwam en zich in snel tempo verder ontwikkelde. Er is alleen al daardoor niet alleen in het muzikale domein van de barok, maar ook in dat van de 'klassieken' en vroege romantiek veel veranderd. Maar ook partituren die toe bleken aan een kritische herziening.

Een van de laatste aanwinsten op het gebied van de heruitgaven, 'Albert Roussel Short Portrait', is zeker welkom omdat de muziek van deze creatieve Fransman wel goed maar niet overmatig in de catalogus is vertegenwoordigd. Het zijn voornamelijk Franse orkesten en dirigenten die zich door de jaren heen daarmee hebben beziggehouden, wat misschien heeft bijgedragen tot de gedachte dat deze stukken door hen het beste (kunnen) worden uitgevoerd. Helaas vinden we van die toch wel wat merkwaardige stelling in deze uitgave wel enig bewijs, want alleen in de tweede suite uit Bacchus et Ariane is sprake van het bruisende esprit en de strikte helderheid in de stemvoering die deze muziek werkelijk vleugels geeft. André Cluytens was van oorsprong wel een Belg, maar hij stond in muzikaal opzicht wel heel dicht bij zijn buurland Frankrijk. Zoals trouwens de meeste Belgische Franstaligen.
Niet dat de rest onder de maat is, integendeel. Het zijn uitstekende vertolkingen, maar ze missen net dat wat lastig onder woorden is te brengen maar dat wel, als men deze stukken uitgevoerd onder Franse vlag kent, terstond wordt herkend. Met de aantekening dat Karajans opname van de Vierde symfonie uit 1949 dateert en dat hij toen (gelukkig!) nog lang niet toe was aan de gladde cosmetisering die hem en feitelijk ons luisteraars vanaf de jaren zeventig parten zou gaan spelen. Bernsteins visie op Roussels Derde symfonie (opgenomen in 1961) ademt teveel de sfeer van exuberantie (een patroon dat we terugvinden in de Symphonie fantastque van Berlioz, een werk dat zijn aanpak beter verdraagt) die alleen bij een eerste kennismaking misschien indruk maakt. Dat deed Boulez met hetzelfde orkest beter: meer beheerst en daardoor juist indrukwekkender (ik bezit de lp nog, toen een uitgave op het label Columbia Master Works). Paray (vooral bekend van zijn vele uitstekende opnamen op het Mercury-label) levert een solide Suite in F af. Een echte Fransman, maar wel met een Amerikaans orkest waarin glitter voorop lijkt te staan. Op zich wel uitstekend gedaan en met André Cluytens bovenaan dit lijstje.

Toevallig had ik hier van zowel de Suite in F als de Derde symfonie nog de originele lp en gezegd moet worden dat het klankbeeld op deze cd er aanmerkelijk op vooruit is gegaan, zij het dat we vandaag wel een onder meer fraaiere strijkers- en houtblazersklank gewend zijn. Maar Praga heeft meer dan uitstekend werk verricht. Zelfs de vergelijking met de door EMI op cd uitgebrachte Karajan-opname valt ten gunste van Praga uit, al is het oorspronkelijke monosignaal duidelijk wel gemanipuleerd. De winst aan klankkwaliteit is overduidelijk, maar dat maakt het extra jammer dat het boekje in alle talen wordt gezwegen over hoe dit technisch is aangepakt. Dat heb ik al eens eerder opgemerkt: leg verantwoording af, opdat de koper weet of de oorspronkelijke opname tijdens het opfrisproces wel of niet is gemanipuleerd. En zo ja, hoe dat dan precies is gedaan. Soms is het - letterlijk! - gewoon te mooi om waar te zijn.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links