CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2016
|
In het cd-boekje wordt Terry Riley (1935, Colfax, Californië) geciteerd:
Is dat wel zo? Begrippen als impressionisme, expressionisme, maniërisme, minimalisme e.d. geven stromingen aan in de kunst waarbinnen kunstenaars zich nog steeds bewegen en die ook vandaag springlevend zijn. Waarom geen etiket plakken op een bepaalde muziekstijl? Het minimalisme is nu eenmaal wat het is en wat het altijd zal zijn: muziek waarin het repetitieve element, de herhaling, net zo doorslaggevend is als waaruit zij is opgebouwd: minuscule bouwsteentjes die apart bezien weinig om het lijf hebben maar die in de gekozen sequens aan betekenis (kunnen) winnen. Van iets kleins naar iets groots, los van de vraag of het werkelijk zo is of dat het als zodanig wordt ervaren. Overgewaaid uit de popmuziek kunnen de stug volgehouden herhalingen van de zeer korte frases en subtiele variaties (vaak niet meer dan de verschuiving van één toon) naast doorgaans consonante samenklanken en monotone tempi een tranceachtige toestand teweeg brengen die aangenaam aandoet. Een zes uur durend Canto Ostinato van Simeon ten Holt is geen straf, want men valt er vanzelf bij in slaap. Het creëren van een oase van rust, het scheppen van een meditatieve sfeer, het zijn twee aspecten die vaak in verband worden gebracht met minimal music. John Adams heeft er een fortuin mee verdiend; en hij niet alleen. Maar het is ook een muziekvorm die musici menigmaal de ruimte en de mogelijkheden biedt om 'vrij' te zijn, een duidelijk afwijkende, op de improvisatie gerichte, individuele koers te kiezen, zelfs als moet worden samengewerkt met anderen, zoals in een ensemble. Minimal music en aleatoriek kunnen uitstekend samengaan, met vaste patronen die worden afgewisseld door toevallige, op dat specifieke moment ontstane vondsten (dus niet tevoren bedacht). Het is een spontaan ogend stijlmiddel dat in ons land onder meer door Louis Andriessen is beproefd. Het Nederlandse Ragazze Quartet, Slagwerk Den Haag en jazztrio Kapok vormen in deze twee stukken van Riley (Kapok komt er alleen in 'Sunrise of the planetary dream collector' aan te pas) een eigenzinnige combinatie die interpretatief tot in zijn grondvesten overtuigt. Drie factoren bepalen het verloop: de ongebruikelijke samenstelling, de muzikale intensiteit en de zin tot avonturieren. Gedrieën kijken ze over hun eigen grenzen heen, een eigenschap die hen van nature aankleeft, op zoek naar nieuwe vormen en mogelijkheden. Soms blijkt dan iets dat op het eerste gezicht ongebruikelijk lijkt, volkomen logisch uit te pakken of als een handschoen te passen. Dat voor deze twee composities van Riley is gekozen, tekent dat grensverleggende karakter van de drie ensembles. Mag minimal music op zich intussen niet meer grensverleggend zijn, de door de componist geboden vrijheid is dat wel; en dat blijft zo: wie mag (en kan!) improviseren, voegt met iedere improvisatie nu eenmaal per definitie iets nieuws toe. Riley is bovendien een 'minimalistische' componist die zich niet tevreden heeft gesteld met uitsluitend korte frases die maar voortkabbelen of meanderen (de variatie zit in het repetitieve, hoe gek dit ook mag klinken), maar ook - zoals in 'In C' - ritmisch sterk (of agressief) pulserende elementen van een explosief karakter heeft toegevoegd. Het contrast tussen meditatie en uitbarsting, de hang naar ingenieuze instrumentale effecten en het doelbewust gekozen improvisatorisch discours brengt Riley's muziek naar een hoger perceptieniveau dan wat we doorgaans van minimalistische muziek (mogen) verwachten. index |
|