CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2009

 

 

Ravel: L'Enfant et les sortilèges - Ma mère l'oye.

Magdalena Kozená (l'enfant) - Annick Massis (le feu, La princesse, le rossignol) - Nathalie Stutzmann (maman, la tasse chinoise, la libellule) - Sophie Koch (La bergère, la chatte, l'écureuil, un pâtre) - José van Dam (le fauteuil, un arbre) - François Le Roux (l'horloge comtoise, le chat) - Jean-Paul Fouchécourt (la thélère, le petit vieillard, la rainette) - Mojca Erdmann (une pastorelle, la chauve-souris, la chouette) - Sabine Puhlmann (le banc) - Nora von Billerbeck (le canapé) - Bianca Reim (le chaisse de paille), Rundfunkchor Berlin, Berliner Philharmoniker o.l.v. Simon Rattle.

Live-opnamen: Berlijnse Philharmonie,
24-28 september 2008.

EMI Classics 2 64197-2 • 73' •


Een van de belangrijkste kenmerken van de muzikale stijl van de Franse componist Maurice Ravel (1875-1937) is wel de volmaakte klassieke evenwichtigheid ervan. Hij excelleerde vooral in de kleine vorm (zijn langste werk is het bijna een uur durende, in drie tableaus verdeelde ballet Daphnis et Chloe), maar daar haalde hij wel álles uit wat er maar uit te halen was. Zijn beide opera's, L'Heure espagnole (1907) en L'Enfant et les sortilèges (1924), nemen ieder niet meer dan zo'n drie kwartier in beslag. Ravels muzikale kracht schuilt niet in de lengte van zijn composities, maar in zijn buitengewone gevoel voor condensatie, die onder zijn handen nu juist een uiterst geraffineerde transparantie krijgt. Zo wordt zelfs iedere noot een juweel, terwijl er - gelukkig maar! - geen enkele kan worden gemist.

De eenaker L'Enfant et les sortilèges kent een lange voorgeschiedenis, die eigenlijk in 1917 begon toen Ravel, midden in de Eerste Wereldoorlog (in muzikaal opzicht was dit voor hem een overgangsfase), het door Colette geschreven libretto van L'Enfant onder ogen kreeg en daarover zo enthousiast was dat hij besloot er muziek voor te componeren. In 1919 stond er echter nog steeds geen noot van op papier, zoals blijkt uit een brief van de componist aan Collette. Wel had hij het gehele concept in zijn hoofd, maar pas twee jaar later, in 1921, nam het werk op papier enige vorm aan. Ravel werkte in die tijd aan diverse andere composities en er bleef hem niet voldoende tijd om zich eveneens op L'Enfant te concentreren. Dat veranderde echter drastisch toen de 'deadline' in het contract met rasse schreden dichterbij kwam. In 1924 moest Ravel alsnog alle zeilen bijzetten om het stuk op tijd af te krijgen, maar dat lukte wonderwel. De door Victor de Sabata geleide première vond plaats in Monte Carlo, op 21 maart 1925.

Wordt L'Heure espagnole nog gekenmerkt door Ravels weelderige, zo niet exuberante schrijfstijl, in L'Enfant is het de tot in het kleinste detail uitgewerkte karigheid van het melodische en harmonische materiaal dat naast de ongekend verfijnde orkestratie diepe indruk maakt. Het gewicht van de puur toegepaste esthetiek maakt dit werk nu juist zo licht als een veertje, een paradox die we in de muziek wel vaker tegenkomen.

Inhoud

L'Enfant et les sortilèges ofwel Het kind en de betoveringen borduurt voort op het aloude thema van voorwerpen die onbedoeld of bedoeld tot leven komen. In een oud huisje op het Normandische platteland zit een nogal lui en wispelturig ventje met tegenzin aan zijn huiswerk. Zijn moeder ziet met lede ogen aan dat er niets uit zijn handen komt en besluit hem te straffen. Het kind reageert daarop furieus, gooit met een theekopje, pest zijn gekooide eekhoorn en rukt hard aan de staart van de kat. Alsof dat nog niet genoeg is pookt hij de kachel stevig op, wordt de daarop geplaatste waterketel omgekieperd, tekenpapier en leerboek verscheurd, de klok gesloopt, enzovoorts. Binnenhuisterrorisme van het zuiverste water, en nog behoorlijk inspannend ook, want hij is er zo moe van geworden dat hij ziich in een oude stoel werpt om weer wat op verhaal te komen.

Dan begint de betovering... De getergde dieren en voorwerpen spreken tot hem. Het kereltje weet niet hoe hij het heeft. Ze zijn boos, willen wraak. Hij roept luidkeels om zijn moeder, maar dat maakt hen nog bozer, ze willen zich massaal op hem storten. Temidden van al die opschudding raakt echter het eekhoorntje aan zijn pootje gewond. Dat maakt het tumult nog groter, er heerst paniek, maar dan ineens neemt het jongetje het heft in handen en verzorgt, tegen alle verdrukking en het gekrakeel in, het gewonde beestje. De dieren en voorwerpen kijken dat niet zonder genoegen aan en besluiten na die nobele daad en masse hem alsnog vergiffenis te schenken. De moeder sluit haar zoon ten slotte in haar armen, waardoor de betovering wordt verbroken. De dieren en voorwerpen keren terug naar hun oorspronkelijke plek, alsof er niets is gebeurd.

Het verhaal is weliswaar flinterdun, maar het bevat uiteraard een aantal wijze lessen, die eigenlijk best in iedere opvoeding thuishoren. Belangrijker is echter dat Ravel niet alleen met zijn meesterpenseel de meest onwaarschijnlijke orkestrale én vocale kleuren wist te schilderen, maar dat hij zich ook moeiteloos wist in te leven in de wereld van het kind. Hij zal zich, toen hij de tekst in handen kreeg, zeker al een goed beeld hebben gevormd van het uitgelezen kleurenspel dat de verhaallijn hem bood. Ravel trok hiervoor naast het traditionele orkestinstrumentarium een aantal bijzondere 'instrumenten' uit de kast, zoals een zweep, houten blok, rasp, windmachine, ratel en crotales of cymbales antiques. Deze nogal exotische attributen vlocht de componist op ongeëvenaarde wijze in het orkestrale klankbeeld in. Daarmee is L'Enfant alleen al een hoogstandje qua klankvoorstelling en inbeeldingsvermogen.

De solistische bijdragen zijn uiteraard toegesneden op de in het verhaal voorkomende personages en voorwerpen. Het zijn er zoveel dat Ravel heeft aangegeven dat een deel van de vocalisten meerdere partijen voor hun rekening kunnen nemen. Zo neemt in dit geval de sopraan Annick Massis zowel de rol van het vuur, de prinses en de nachtegaal voor haar rekening en bekommert de alt Nathalie Stutzmann zich om de moeder, het theekopje en de libelle. Enzovoorts. Het (kinder)koor vertegenwoordigt de cijfers, de herders en herderinnen, de dieren en de bomen. Alleen al uit de feeërieke balletscènes, het kattenduet en de dans van eerst de vleermuizen en vervolgens de kikkers tonen aan hoe meesterlijk Ravel sfeerbeelden wist te tekenen (wat we trouwens ook tegenkomen in zijn orkestratie van Moesorgski's Schilderijen van een tentoonstelling).

Ma mère l'oye

Ravels Moeder de gans krijgen we in deze nieuwe uitgave in zijn geheel voorgeschoteld. Het werk (met een tijdsduur van bijna een halfuur) was tussen 1908 en 1910 oorspronkelijk geschreven voor pianoduet en als zodanig uitgevoerd door twee kinderen. In 1911 kwam de orkestversie voor balletuitvoeringen. Ravels Ma mère l'oye is gebaseerd op Histoires ou contes du temps passé, avec des moralités: Contes de ma mère L'Oye, een lange titel die wordt gedekt door een bundel volksverhalen en sprookjes van de Franse schrijver Charles Perrault (1628-1703), die in 1683 verscheen.

Ravel nam, evenals Debussy in zijn Boîte a joujoux, een aantal typische kinderspeeltjes op zijn muzikale korrel, aangevuld met nogal nostaligsch getinte reminicenties aan allerlei kindersprookjes. Gezongen wordt er niet, maar gespeeld des te meer, want dit is geen stuk waarmee op een slof en een schoen de eindstreep kan worden gehaald. Maar dat kunnen we aan de Berlijners wel overlaten!

Uitvoering

Men zou denken dat van deze toch tamelijk populaire werken veel goede uitvoeringen voorhanden zijn, maar helaas valt dat nogal tegen. Wat L'Enfant betreft was - qua uitvoering en klank - de beste uitvoering tot nu toe die op Deutsche Grammophon met Lorin Maazel en het Orchestre National de la RTF, al heeft die in de catalogus een nogal wisselend bestaan geleid. Hetzelfde geldt voor de Decca-uitgave met het Suisse Romande orkest onder Ernest Ansermet. Dan is er de bejubelde uitvoering op het Testament-label van een van de belangrijkste voorvechters van de eigentijdse muziek, Ernest Bour, maar wat de geluidskwaliteit betreft moet dan wel een oortje dicht worden geknepen.

Dan verschenen er onlangs twee nieuwe uitgaven (laat ik het maar niet over toeval in de platenindustrie hebben), deze met Rattle op EMI, en een met Alastair Willis op Naxos (gekoppeld aan Ravels Shéhérazade), die mij overigens niet heeft bereikt.

De EMI-uitgave stelt bepaald niet teleur. Ten eerste is Rattle ook in dit repertoire een formidabele leidsman met een uitstekend gevoel voor klankkleur en proportie. Hij zorgt bovendien voor een optimale spanningsopbouw en weet ook na herhaalde beluistering telkens weer te verrassen met het uitlichten van kleine, maar wel sprekende details die het sprookje extra muzikale glans en sfeer verlenen. Tegen mijn verwachting in presenteert Kozená zich echt als dat wispelturige kind dat zijn wil probeert op te leggen. De overige rollen zijn zonder uitzondering niet minder sterk bezet, van de fauteuil en de boom (José van Dam) tot de moeder, het theekopje en de libelle (al kan erover worden getwist of een zware alt als Nathalie Stutzmann de ideale personificatie van de libelle kan zijn; zo makkelijk zal ze bij wijze van spreken niet kunnen vliegen...). De bijdragen van het koor mogen er eveneens zijn, al had een iets lichtere toets naar mijn smaak hier zeker niet misstaan. De Berliner Philharmoniker klinkt in alle geledingen ronduit glorieus, met een apart compliment voor de werkelijk fantastische houtblazers. Die zeer positieve lijn kan zonder mankeren tevens naar Ma mère l'oye worden doorgetrokken.

De in de Berlijnse Philharmonie gemaakte live-opnamen lijken her en der een tendens te worden: het is goedkoper en de cd-koper is getuige van een echte 'live'-sfeer. Dat er ongetwijfeld achteraf enig hak- en plakwerk aan te pas zal zijn gekomen, doet daaraan niets af. Het klinkt in ieder geval fantastisch. Kortom, een bijzonder waardevolle bijdrage aan de Ravel-discografie. Nu nog een dvd van vergelijkbare kwaliteit, want L'Enfant moet eigenlijk gezien worden!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links