CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2017

 

Rachmaninov/Kreisler: Preghiera (bewerking van het Adagio sostenuto uit Rachmaninovs Pianoconcert nr. 2 in c, op. 18)

Rachmaninov: Trio élégiaque nr. 1 in g, op. post. - nr. 2 in d, op. 9

Gidon Kremer (viool), Giedré Dirvanauskaité (cello), Daniil Trifonov (piano)

DG 479 6979 2 • 67' •

Opname: mei 2015, Trifolion, Echternach (Luxemburg)

   

Het eendelige Trio in g stond op het programma van Rachmaninovs eerste publieke concert op 30 januari 1892. Je zou dit nog een (kort) en minder origineel jeugdwerk kunnen noemen, hoewel alle ingrediënten van de latere en rijpere werken van deze in de Romantiek wortelende grootmeester reeds in de kiem aanwezig zijn. Het driedelige, technisch verre van eenvoudige en structureel niet zo gemakkelijk te realiseren Trio in d pakt uit als een veelbelovend werk van een jonge twintiger. Het werd in 1894 ten doop gehouden en verdient een plek op de eregalerij van de pianotrio's. Anders dan het Eerste trio, dat nog duidelijk de geest van Tsjaikovski ademt, is het Tweede veel persoonlijker, individualistischer, sterker en hechter uitgewerkt, en daarmee oorspronkelijker.
Zeker het Eerste trio lijkt sterk onder de invloed te staan van dat van Tsjaikovski, al geldt dat zeker niet voor de tijdsduur: Rachmaninov hield het al na twaalf minuten voor gezien, terwijl Tsjaikovski alleen al voor het openingsdeel zo'n achttien minuten nodig had en voor het afsluitende variatiedeel maar liefst bijna een halfuur!

We horen in deze nieuwe warme en gloedvolle uitvoering de Russische romantiek in ongegeneerd optima forma, gepassioneerd maar ook tot in de vingertoppen lyrisch uitgesponnen. Daniil Trifonov voelt zich duidelijk als de spin in het strijkersweb.
In het Tweede trio treft - evenals bij Tsjaikovski - het groot opgezette variatiedeel (waarvan het thema is ontleend aan 'De rots'), maar verder herinnert het alleen nog naar de letter aan dat van Tsjaikovski. Treffend is wel dat Tsjaikovski zijn Pianotrio postuum opdroeg aan de op 23 maart 1881 in Parijs aan de gevolgen van tuberculose overleden componist en pianist Nikolaj Grigorjevitsj Rubinstein, de jongere broer van de componist Anton Rubinstein, terwijl Rachmaninov zijn Tweede trio voltooide op 15 december 1893, kort na de dood van Tsjaikovski op 6 november en het niet toevallig opdroeg aan 'een groot kunstenaar'.

De opmaat wordt gevormd door Kreislers bewerking van het Adagio sostenuto uit Rachmaninovs Tweede pianoconcert. Het is een niemendalletje van nog geen zes minuten, maar sfeervol is het wel, zowel qua bewerking als uitvoering. De technici van Deutsche Grammophon hebben het allemaal prachtig vastgelegd. In de naam van de opnamelocatie is een deel van die van Trifonov te herkennen. Toeval natuurlijk, maar wel leuk!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links