CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2005 |
Rachmaninov: Trio élégiaque nr. 1 in g, op. post. - nr. 2 in d, op. 9 Eleonora Bekova (piano), Elvira Bekova (viool), Alfia Bekova (cello). Chandos CHAN 9329 • 64' • Het eendelige trio in g stond op het programma van Rachmaninovs eerste publieke concert op 30 januari 1892. Je zou dit nog een jeugdwerk kunnen noemen, hoewel alle ingrediënten van de latere en rijpere werken van deze componist reeds aanwezig zijn. Het driedelige, technisch verre van eenvoudige en structureel niet gemakkelijke trio in d werd in 1894 ten doop gehouden en kan zonder meer tot de voldragen werken van zijn hand worden gerekend. De gezusters Bekova zetten de beide composities neer zoals het hoort, met brede streken, romantisch en met maximale expressie, de medidaties afgewisseld met de juiste dosis aan bravoure. Het zindert en het kookt, met Slavische hartstocht, maar er is ook voldoende ruimte voor bezonkenheid, zoals aan het slot van op. 9, dat klinkt als een koor van vrome pelgrims. Dit is hun eerste opname voor dit label en dat belooft nog wat. Het trio is volkomen op elkaar ingespeeld en dat uit zich niet alleen in naadloos samenspel, maar ook in het vermogen om langs strak getrokken lijnen de schijn van losheid en improvisatie op te wekken. De opname bevoordeelt de piano enigszins, maar dat is in de concertzaal niet anders. Het Beaux Arts Trio (Philips) profileert weliswaar de structuur scherper, maar mist de grote gedrevenheid van de Bekova's. Het Borodin Trio (eveneens op Chandos) blijft aan de top door het feilloze evenwicht tussen absolute vormvastheid, uitdrukkingskracht en passie. index |