CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2023 |
Technisch tot in de puntjes afgewerkt en met grote overtuigingskracht: zo presenteren het orkest uit Luxemburg onder zijn chef Gustavo Gimeno, het door Pablo Larraz ingestudeerde Catalaanse koor Orfeó Català, tenor Charles Castronovo en bariton Ludovic Tézier deze Messa di Gloria of zoals de officiële titel luidt: Messa a quattro voci con orchestra, een jeugdwerk van Giacomo Puccini. De mis dateert uit 1880, toen de 22-jarige Puccini nog niet eens vaste voet had gezet op het conservatorium van Milaan, waar hij in dat jaar aan zijn studie begon bij Antonio Bazzini en Amilcare Ponchielli. Om in 1882 al een heuse opera af te leveren: de eenakter Le Villi die weliswaar niet in de door het conservatorium uitgeloofde prijzen viel, maar wel al in 1884 zijn première beleefde in het Teatro Dal Verme, waar muziekuitgever Giulio Ricordi er dusdanig van onder de indruk raakte dat hij bij Puccini prompt een nieuw werkbestelde. Het werd Puccini's tweede opera: Edgar.
Mag een compositie van een 22-jarige een jeugdwerk worden genoemd? Zonder erover te strijden: de 'Messa' was wel een van de eerste belangrijke proeven die bovendien een waar meesterwerk opleverde, vol glans en gloed, tevens blijk gevend van een al ver ontwikkelde compositietechniek (de fuga alleen al die het 'Cum sancto spiritus' siert is knap geconstrueerd en is inhoudelijk van grote statuur). Dat de verdiaanse invloeden net zo onmiskenbaar present zijn doet aan de grote kwaliteiten van het opus niet af. Puccini's bewondering voor zijn grote voorganger heeft hij nooit onder stoelen of banken gestoken en dat hij diens stijlkenmerken een warm hart toedroeg spreekt welhaast vanzelf. Interessant is ook dat we in de mis elementen aantreffen die we nog zullen terugvinden in de reeds genoemde opera Edgar. Dat is uiteraard geen toeval en evenmin vreemd, want veel componisten maakten gebruik van voorstudies of verwerkten ze fragmenten uit vroeger werk in latere composities. Puccini maakte daarop geen uitzondering. Ook de drie aanvullingen op deze cd mogen er zijn: het slechts zo'n vijf minuten durende, spitsvondige Scherzo per archi is naar alle waarschijnlijkheid bedoeld geweest als finale voor het vierdelige strijkkwartet waaraan Puccini tijdens zijn conservatoriumtijd in Milaan werkte. Ieder van de vier delen (Allegro, Adagio, Scherzo & Trio, Scherzo Finale) wordt doorgaans apart uitgevoerd (geen idee waarom). Voor een strijkorkest zijn het, mede dankzij hun symfonische signatuur, prima stukken om uit te voeren. Ook het Capriccio sinfonico (1876) en Crisantemi (1882) behoren, gelet op hun datering, tot de categorie 'jeugdwerken', al geldt ook hier dat het volwassen geconcipieerde stukken zijn die bepaald anders doen vermoeden. Geen enkele reden dus om er de neus voor op te trekken. Gimeno en de Luxemburgers weten ook in deze orkestwerken uitstekend de weg, terwijl op de door Polyhymnia (Karel Bruggeman en Kees de Visser) verzorgde digitale omlijsting niets aan te merken valt. Alles bijeengenomen een magnifieke uitgave! index |
|