CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2018
|
Mijn eerste gedachten bij dit spel van het duo Patricia Kopatchinskaja (1977, Chisinau, Moldavië) en Polina Leschenko (1981, Sint-Petersburg): ongehoord, onverschrokken, onvervalst en met een ogenschijnlijk(!) ontembare energie. Maar ook: dit is de meest meeslepende en veeleisende vorm van musiceren die ik ken. Zelfs als het op pure lyriek aankomt is de spanning om te snijden, terwijl er toch geen seconde het beeld ontstaat van musiceren over de top of dat deze vertolkingen het toch vooral van ongerijmde buitenissigheden moeten hebben (die deze muziek van nature niet bezit). Het lijkt op een artistiek 'geheim': spelen alsof het leven ervan afhangt, met een - zo klinkt het tenminste - sterk improvisatorische inslag, zonder dat er ook maar een syllabe wordt toegegeven aan structuur of karakter. Het is een kunst op zich. Natuurlijk speelt de techniek daarbij een belangrijke rol, maar die vertelt slechts een klein deel van dit buitengewoon indrukwekkende verhaal. Immers, er zijn talloze technisch vlekkeloze uitvoeringen aan te wijzen die in de verste verte niet losmaken wat dit duo vermag (wat overigens niet wil zeggen dat iedere andere interpretatie hiervan in de schaduw moet staan: er zijn meer wegen die naar Rome leiden; en gelukkig maar). Het valt niet goed te beredeneren, het moet 'gewoon' worden ondergaan, als iets unieks, onherhaalbaar, en toch desgewenst eindeloos af te spelen (de paradox en tegelijkertijd het voor- en het nadeel van de cd). Je zou ook denken: dat laat zich op het concertpodium, toch al een unieke gebeurtenis op zich, gemakkelijker realiseren dan in een studio waarin intense muzikaliteit vaak wordt ingehaald door het monopolie van de perfectie en spanningsbogen om zeep worden geholpen door de montage. In interviews steekt de Moldavische violiste niet onder stoelen of banken wat haar muzikaal diep beweegt: de noodzaak om constant op te zoek te gaan naar zowel nieuw materiaal als het vinden van nieuwe aspecten in oude muziek. Wat dit laatste betreft: natuurlijk is ook zij zich bewust van de onsterfelijke muziek van de grote componisten, maar ze beseft tevens dat het daarmee gemakkelijk scoren is: dat er weinig inspanning voor nodig is om het publiek daarmee naar de concertzaal te krijgen en dat dit helaas de hedendaagse norm is geworden: de eindeloze herhaling van al die meesterwerken ten gunste van het box office. Waarmee we weer op het hoofdstuk programmeren zijn aanbeland, een onderwerp dat op onze site vaak genoeg aan de orde is gesteld. Met deze nieuwe cd, 'Deux' (een simpele titel die staat voor dit duo), bewijst Kopatchinskaja opnieuw de enorme kracht van haar muzikale overtuiging. Van de vier stukken zijn er drie goed bekend (Poulenc, Bartók en Ravel), maar slechts zelden (er moet altijd een slag om de arm worden gehouden.) zo furieus, gepassioneerd en lyrisch uitgevoerd. Er wordt op het scherp van de expressieve snede gemusiceerd, het kleurenspel is overweldigend, het gloeit en broeit voortdurend, waarbij de muzikale cosmetiek niet meer is dan een dienaar binnen de verzengende kaders van dit fenomenale wisselspel dat zich hier tussen twee muzikale grootheden ontwikkelt. Wat me tevens op Polina Leschenko brengt, de niet alleen door Martha Argerich hoog gewaardeerde pianiste, die Kopatchinskaja's enorme energie met gelijke munt weet terug te betalen en er een volkomen gelijkwaardige opvatting opnahoudt. Alleraardigst is het korte intermezzo voor piano solo, de overbekende wals uit Léo Delibes' ballet Coppélia in de bewerking van Ernő Dohnányi, waarin Leschenko zich dame en meester toont in effectieve kleurschildering. Het slotnummer, Ravels Tzigane, bevestigt nog eens uitdrukkelijk de intense, diep gewortelde muzikaliteit van dit tweetal. Het brandt, het kolkt, het wentelt zich voortdurend om zijn eigen as. Producer Peter Laenger legde het met meesterhand vast. index |
|