CD-recensie

 

© Aart van der Wal, december 2019

All'Ungarese

Popper: Fantaisie sur une chanson de la Petite-Russie op. 43 (voor cello en piano)

Kodály: Adagio (voor cello en piano) - Cellosonate op. 8 (voor cello solo)

Dohnányi: Ruralia Hungarica op. 32a (voor cello en piano)

Aurélien Pascal (cello), Paloma Kouider (piano)
La Musica • 63' •
Opname: maart 2018, Église Protestante luthérienne de Bon Secours, Parijs

   

De Bohemer David Popper (1843-1912) moet een grote cellovirtuoos zijn geweest, maar ook een nogal rusteloze ziel. Hij voelde er niets voor om binnen de muren van de Praagse aristocratie een muzikale carrière op te bouwen en koos liever voor muzikale vrijheid buiten de eigen landsgrenzen. Zijn geweldige spel bracht hem - meestal in het gezelschap van zijn muzikaal eveneens zeer getalenteerde vrouw, de pianiste Sophie Menter, eens een leerlinge van Franz Liszt - tot in alle uithoeken van Europa, daarbij sterk gestimuleerd door de voortdurende honger naar muziek van de zijde van het publiek. Zelfs de hem aangeboden baan van eerste cellist bij het orkest van de Weense Hofoper (waar Mahler de scepter over zwaaide) liet hij schieten voor een solocarrière. Wel bleef hij zo'n vijf jaar in de Oostenrijkse hoofdstad hangen, maar in 1873 ging hij toch weer op tournee.

We mogen er tegenwoordig misschien zo onze bedenkingen tegen hebben, in de negentiende eeuw was het juist de virtuoos op zijn instrument die het publiek tot groot, menigmaal zelfs stormen van enthousiasme kon brengen. Zo werden ook reputaties gevestigd, circuleerden wijd en zijd de namen van de grootste virtuozen. Dat had zeker ook iets geslepens in zich, want dat doel niet gemakkelijker worden bereikt dan door uitgekiende eendelige fantasieën waarin eigen thema's, maar ook populaire melodieën (bijvoorbeeld uit opera's) uitermate geraffineerd en virtuoos waren verwerkt. Wat echter niet betekende dat het alleen maar om technisch uiterlijk vertoon ging, want ook fijnmazige lyriek kwam gelukkig ruimschoots aan bod. Zo ontstond een uitermate afwisselende en vooral contrastrijke vertolking waarin het muzikale vakmanschap met verve kon worden geëtaleerd.

Ook Ruralia op. 32 van Ernö Dohnányi (1877-1960), en dan vooral de hoekdelen, ademt die sfeer van (hoogstaande) virtuositeit. Het middendeel, Andante rubato, alla zingaresca (op zijn 'zigeuners') is dan een warm en contemplatief getoonzet rustpunt, fungerend als dichterlijke deugd in het midden, dat daardoor fraai kan contrasteren met de beide turbuelente delen. Oorspronkelijk geschreven voor de piano bewerkte Dohnányi de hoekdelen voor viool en piano en het langzame deel voor cello en piano. Aurélian Pascal durfde het aan om het gehele stuk voor cello en piano te bewerken en vervolgens op cd te zetten, een zowel technisch als interpretatief geweldige krachttoer die grote bewondering afdwingt. De cello is wat wendbaarheid betreft nu eenmaal geen viool.

Hoe virtuoos de voorgaande stukken ook mogen zijn, misschien is het toch wel de Sonate voor cello solo op. 8 van Zoltán Kodály (1882-1967) die de allerhoogste eisen stelt aan zowel het technische als interpretatieve vocabulaire van de vertolker. Je moet al van heel goede huize komen om het stuk überhaupt te kunnen spelen. Wat daarbij zeker een belangrijke rol speelt is de wijze waarop de Hongaarse componist de muzikale folklore van zijn land niet alleen uiterst geraffineerd heeft verwerkt, maar deze ook allerlei fascinerende gedaanteverwisselingen heeft laten ondergaan. Maar een structuurloos allegaartje werd het beslist niet dankzij de strak gehouden klassieke vormgeving (in de hoekdelen de sonatevorm, in het poëtische middendeel de liedvorm). Daaraan vooraf Kodály's Adagio voor cello en piano, dat evenals de overige werken door dit geweldige duo uiterst bevlogen en technisch volmaakt van het ene naar het andere hoogtepunt wordt geleid. In het spel van beide musici huist zoveel charisma, karakter en intensiteit dat gerust van een topproductie mag worden gesproken. Wie het nog niet wist: Paloma Kouider maakt samen met de violiste Fanny Robilliard en de cellist Louis Rodde deel uit van het Trio Karénine (u vindt daarvan hier een bespreking).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links