CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2014
|
Als we teruggaan in de tijd en naar de 'grote pianisten van toen' luisteren, valt het op dat de individuele interpretatie hoogtij vierde. Pianisten die het een beetje of juist heel anders deden, de compositie echt als herschepper onderhanden namen en niet beducht waren voor de - letterlijk! - persoonlijke noot. Hoe ver moeten we daarvoor teruggaan? Als we bij Rachmaninov beginnen - zowel wat zijn eigen als andermans composities betreft - zijn we gelijk precies daar we wezen moeten. Een stapje verder, en we belanden bij Horowitz, die in de huidige tijd zo'n beetje in Volodin zijn pendant heeft. Hoe moet je zoiets noemen? Uitbundig stilisme? Ik moet heel even aan Richter denken die eens opmerkte dat hij 'precies zo speelde zoals het in zijn bladmuziek stond'. Wat hij niet deed, waardoor Richters spel volgens mij juist onvergankelijk is. Voor zover dat natuurlijk nog opgeld doet, want het lijkt soms wel alsof er een behagen in wordt geschapen om alles af te breken. Alles van waarde is weerloos, werd alweer lang geleden ergens opgeschreven. Wat staat tegenover dat 'uitbundige stilisme'? Tegenover de artistieke rekkelijken? De preciezen natuurlijk. Voor zover je in de muziek echt honderd procent precies kan zijn. Maar als we elkander niet op woorden willen vangen en naar de hedendaagse werkelijkheid kijken, zien we een enorme schare musici die weinig tot niets in de melk te brokkelen hebben, geen enkele oorspronkelijkheid bezitten en de mening lijken te zijn toegedaan dat het al een hele kunst is om net zo te spelen als die andere hij of zij die de wereldpodia al succesvol heeft beklommen. Het is het probleem van het epigonisme dat in alle kunstsectoren zijn rol heeft opgeëist en zijn tol eist. Misschien herinnert u zich nog de rel rond Ivo Pogorelich, die de wereldpers haalde door wat hij niet won: het prestigieuze Chopin-concours in Warschau in 1980, waar hij al in de derde rond dankzij zijn eigenzinnige spel werd uitgeschakeld. Echter, Martha Argerich had veel verder gekeken dan de neuzen van de juryleden lang waren en witheet stapte ze vervolgens uit de jury, iedereen zowat verbijsterd achterlatend. Zij vond Pogorelich een genie, en niets minder. Ik vraag me ook weleens af hoe Beethoven zijn muziek heeft gespeeld (niet gedirigeerd, want dat moest wel op een ramp uit moest lopen, toen zijn ernstig gemankeerde gehoor geen wijs meer kon uit de orkestkakofonie), welke vrijheden, misschien zelfs wel veel meer dan dat (improvisatie!), hij zich veroorloofde. Wat we wel weten is dat zijn toehoorders hem als pianist op handen droegen. Het moet een fabelachtig gebeuren zijn geweest. De pianisten van nu keren zowat iedere noot driemaal om, ze zoeken de nuance en menen die te hebben gevonden, ze spelen práchtig, maar waar is de ziel in de muziek gebleven? Waarbij we tegelijkertijd ook eerlijk jegens onszelf moeten zijn: waart is die ziel in ons, als we voor de zoveelste keer de Appassionata hebben ondergaan? Of opus 111 van voren naar achteren, maar ook zijwaarts van haver tot gort kennen? Hoevelen zullen er niet zijn die moeiteloos het Allegro con brio uit de Eroica van begin tot eind kunnen neuriën (of zelfs fluiten.)? Als we, negatief gestemd, tegen de zoveelste pianist met zijn zoveelste vertolking duwen, moeten we tevens bij onszelf te rade gaan en beseffen dat ééns, héél lang geleden, die Appassionata voor het eerst heeft geklonken; en al het overige op dat moment veel te klein was. Welke pianisten schieten me zoal te binnen die een blijvende indruk hebben achtergelaten? De lijst is werkelijk te lang, maar een aantal van hen mag hier best - in willekeurige volgorde - de revue passeren: Rachmaninov, Horowitz, Haskil, Lipatti, Fischer, Richter, Gilels, Backhaus, Cortot, Volodin, Askenase, Pogorelich, Sokolov, Schnabel, Gould, Kempff, Rubinstein. Mannen en vrouwen die het binnenwerk van een compositie open konden leggen, soms niet zonder buitenissigheden, maar voor de toehoorder wel met nieuwe inzichten in petto. Toevallig had ik net geluisterd naar een aantal Bach-partitia's, gespeeld door Glenn Gould, toen de nieuwste cd van de Bulgaarse, al lang en breed in Nederland wonende, pianiste Marietta Petkova in mijn cd-lade belandde. De producer, Leo de Klerk van Bloomline Studio, had hem aan mij meegegeven nadat ik een aantal uren in zijn studio in 's-Gravendeel had doorgebracht en daar in de ene na de andere klankenpracht verdwaald was geraakt. Leo is voor mij een klankkunstenaar in de hoogste audio-categorie die ook van muziek veel verstand heeft (kom daar vandaag de dag maar eens om). Glenn en Marietta, 'worlds apart and together', Gould, vergeleken met Petkova duidelijk herscheppend, meer geciseleerd, scherper geprofileerd, ritmisch uiterst gedetailleerd, muzikaal minder ruimtelijk. Beiden zonder meer bezielend, de wereld is even van hen en van niemand anders. Petkova is romantischer, bedwelmend, monumentaal, soms sprookjesachtig, flexibel en warm. Voor de aardigheid ook Goulds Beethoven nog eens van stal gehaald. Bijzonder, zoals altijd, maar in dit geval toch te excentriek, te weinig grote lijnen, soms breedsprakig, met onlogische tempowisselingen en met die dominante linkerhand. Spannend bij vlagen, ook al klopt het soms niet. Petkova is vergelijkenderwijs weergaloos, uit één stuk, met acterend pianospel, diep ontroerend in de opbouw van het Andante con moto. Ik hoor een pelgrimskoor, me tegelijk afvragend wat Beethoven gehoord moet hebben. Hoe de muzikale revolutie zich in zijn hoofd afspeelde. Petkova omarmt haar Beethoven als de visionair die in slechts een paar jaar zijn toch al immense creatieve vocabulaire nog veel verder opentrok en met grote sprongen naar geheel nieuwe dimensies reikte. Ga maar na, de opera 53 (Waldstein), 55 (Eroica), 56 (Tripelconcert), 57 (Appassionata), 58 (Vierde pianoconcert), 59 (de drie Razumowsky-kwartetten), 60 (Vierde symfonie), 61 (Vioolconcert), 62 (Coriolan), 67 (Vijfde symfonie), 68 (Zesde symfonie), 69 (Cellosonate), 70 (Pianotrio's). Petkova's Beethoven is structureel ijzersterk, masculien, hemelbestormend, gepassioneerd, verzengend, maar ook dichterlijk lyrisch, contemplatief. Ik durf het best aan: het is tevens mijn Beethoven, ten voeten uit. Dan is er Leo de Klerk, die er een grandioos luisterplaatje van heeft gemaakt, al moet daarvoor het afspeelniveau wel ietwat omhoog (waar niets op tegen is). En ja, er had nog makkelijk 30 minuten bijgekund, maar het glas is wel meer dan halfvol, hoor! Marietta Petkova, een naam om te koesteren en te onthouden. Recensies van haar spel, elders op deze site, lieten daarover trouwens al geen misverstand bestaan. index |
|