CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2010
|
||||
Pergolesi: Stabat Mater - Salve Regina. Porpora: Salve Regina. Maria Grazia Schiavo (sopraan), Stéphanie d'Oustrac (mezzosopraan), La capella de' Turchini o.l.v. Antonio Florio. Eloquentia EL 0505 • 64' •
Pergolesi: Stabat Mater - Salve Regina - Fluitconcert in G - Sinfonia in F (voor cello en continuo). Florilegium (Elin Manahan Thomas, sopraan - Robin Blaze, countertenor - Ashley Solomon, fluit - Jennifer Morsches, cello). Channel Classics CCS SA29810 • 73' • (sacd)
Mogelijk spreekt het sterk tot de verbeelding dat Gioanni Battista Pergolesi (1710-1736) slechts zesentwintig jaar werd. Hij werd geveld door tuberculose. Er zijn er immers maar weinig zo jong gestorven als hij. Maar hoe jong ook, zijn betekenis voor de ontwikkeling van de muziek mag zeker niet worden onderschat. Zo stond hij met La serva padrona uit 1733 aan de wieg van de opera buffa, de komische opera. Het stuk duurt slechts driekwartier omdat het oorspronkelijk dienst deed als tussenspel tussen de twee aktes van Il prigioner superbo, een waardige representant van de typische opera seria. Toen het in 1752, zestien jaar na de dood van Pergolesi, in Parijs ten doop werd gehouden, waren de discussies over het inhoudelijke karakter van het stuk niet van de lucht: aanhangers van de serieuze Franse opera, met voorop de componisten Jean-Baptiste Lully en Jean-Philippe Rameau, moesten niets hebben van die luchtige Italiaanse invloeden. Toen een rondreizend Italiaans operagezelschap twee jaar later Parijs aandeed en daar furore maakte, ontbrandde zelfs een ware strijd tussen de voor- en tegenstanders. Die strijd zou de geschiedenis ingegaan als de querelle des bouffons, de ruzie tussen de komieken. Deze Italiaanse componist, violist en organist, de derde zoon van schoenmaker
Francesco Draghi uit Pergola, die in 1635 was verhuisd naar Iesi, wat
ook de samenstelling van Giovanni Battista's achternaam verklaard: Pergolesi
is niets anders dan de samentrekking van de namen van de beide steden
Pergola en Iesi. Op het gebied van de kerkmuziek is het Stabat Mater uit 1736 ongetwijfeld
zijn bekendste werk. Het is geschreven in opdracht van de Cavalieri
della Vergine Addolorata in San Luigi di Palazzo en gold als de opvolger
van Allessandro Scarlatti's Stabat Mater, dat tot dan toe op Goede Vrijdag
in Napels werd uitgevoerd. Pergolesi wist het werk nog maar net in Pozzuoli
te voltooien, want kort daarna stierf hij. Wat de keuze van de beide solisten betreft zit de Channel Classics-uitgave
dichter bij het origineel dan die van Eloquentia. Het grote verschil schuilt
in de mezzo (Eloquentia) en de countertenor (Channel), maar met de kanttekening
dat het stemtype van Stéphanie d'Oustra 'zweeft' tussen mezzo en
alt. In ieder geval betekent dat in de praktijk en vergelijkenderwijs
volkomen andere klankkleuren, terwijl uit Pergolesi's manuscript blijkt
dat - althans afgaande op de ligging van de partij - hij de altus in gedachten
heeft gehad. Maar de sopraan was in die dagen uiteraard eveneens een (jonge)
man, dan knaap, die de baard (nog) niet in de keel had. Ook dat levert
een behoorlijk verschil op ten opzichte van de vrouwelijke sopraan. Toch
hoeft over dergelijke keuzen niet al te zwaarwichtig te worden gedaan,
want per saldo is toch vooral de retorische benadering van deze muziek
doorslaggevend. En in dat opzicht zijn de beide ensembles aan elkaar gewaagd.
De Cappella de' Turchini klinkt lichter van toets dan het Florilegium,
wat meer een kwestie van smaak is. Ze allebei aanschaffen is zeker een
zinvolle optie omdat de samenstelling van het programma anders is en de
beide ensembles ieder andere boeiende aspecten van deze geweldige partituur
belichten: Turchini lijkt dichter bij de kapel en Florilegium dichter
bij het theater te staan. En dan zijn er nog Véronique Gens en
Gérard Lesne die met Il Seminario Musicale op Virgin Veritas beide
werelden verkennen. index | ||||