CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2022

Marcus Paus - Cabin Fever - Pandemic Works

Klik hier voor de inhoudsopgave

Sheva Contemporary SH290 • 1.34' • (2 cd's) (2021)

   

Het hoeft niet noodzakelijkerwijs een negatief oordeel in te houden als in een eigentijds muziekwerk de klemtoon ligt op gematigd modernisme. Ergo, men kan zelfs van mening zijn zijn dat ook het neoclassicisme vandaag een plaats verdient in nieuwe composities. Wat in principe neerkomt op een mate van vrijblijvendheid die nog maar nauwelijks creatieve grenzen stelt (wat bijvoorbeelde de twaalftoonstechniek wel degelijk doet).

De Noorse componist Marcus Nicolay Paus (1979) is niet de weg opgegaan van de dodecafonische of seriële muziek, maar heeft zich geplooid naar in de traditioneel stevig gehuisveste melodische tonaliteit. Wat hem – zo blijkt onder meer uit mediaberichten – een grote schare bewonderaars heeft opgeleverd, zowel binnen als (ver) buiten Noorwegen. De ‘hulde aan de toonaard' heeft zich dus met klinkende munt uitbetaald. Is de keerzijde van deze medaille dan synoniem aan het uitblijven van vernieuwing? In zekere zin wel, want binnen de gegeven contouren is er zijn warme pleidooi voor pure melodische, harmonische en bovenal klankschoonheid. Zelfs de ritmische component doet geen afbreuk aan die welluidendheid (zoals in het derde deel van de Vioolsonate, het sterk syncopische Dreams in the Witch House).

Marcus Paus

Paus' betoog ademt onmiskenbaar het postmodernisme, muziek die is samengesteld met behulp van alle bekende, traditionele ‘gereedschappen' die iedere componist vandaag de dag ten dienste staan (en waar er, naarmate de tijd vordert, steeds meer bijkomen). Nieuwe muziek die wordt geschreven aan de hand van wat er al lang en breed is, puttend naar behoefte en mogelijkheden uit een rijk vocabulaire. Niet dat Paus zich heeft bediend van rechtstreekse citaten of specifieke collagemethodieken, maar zijn composities wel heeft toegespitst op het gebruik van bestaand materiaal binnen het concept van zijn eigen verhaal.

Het is al vaak genoeg opgemerkt: het citaat, de zinspeling, het eclectische element, de polystilistiek, de conventionele benadering van melodie en harmonie: hij zijn stuk voor stuk technieken die we in zowel het postmodernisme als in het neoclassicisme tegenkomen. Waarbij een strikte grens tussen beide niet altijd gemakkelijk te trekken valt. De consequentie van de gebruikte technieken is evenwel strikt helder: de vrijheid die ze bieden, in wezen onbegrensd. Of anders gezegd: het kunstwerk mag dan naar de letter niet vernieuwend zijn, maar alles mag. En omdat alles mag blijft het modernisme buiten beeld omdat daarvoor de absolute eis tot vernieuwing geldt.

Het valt voor de buitenstaander niet mee (als het al niet onmogelijk is!) om achter de ware beweegreden van een componist te komen die heeft afgezien van vooruitstrevende ingrediënten in zijn muziek (het tegenovergestelde geldt trouwens ook). Dat bijvoorbeeld modernistische stellingen doelbewust niet worden betrokken om de gecomponeerde muziek een gerede kans tot uitvoering te geven. Dat een echt vernieuwend stuk anders het risico loopt ‘onder de radar' te blijven, of nog erger, tot de bureaulade is veroordeeld. Dat het hanteren van elementen uit het (soms verre) verleden niet alleen stilistisch vormgegeven welluidendheid voortbrengt, maar daardoor ook de aandacht van musici en publiek.

Paus heeft in de werken op deze beide cd's duidelijk gekozen voor een veelkleurige stilistische waaier, waarin een kruisbestuiving van allerhande verbindingen evnzeer de aandacht trekt als melodie of harmonie op zichzelf. Door de voortdurende stilistische veranderingen binnen het gegeven postmodernistische concept mag men zich daarbij wel afvragen over welke stijl we het dan uiteindelijk hebben. Bij Paus is de stilistische variëteit in ieder geval functioneel (zo u wilt: to the point) en bovendien inhoudelijk sterk uitgewerkt.

Wie als uitgangspunt voor het postmodernisme neemt: alles wat er al is (geweest), zal ook alle reeds beproefde compositietechnieken daaronder willen rangschikken. Dus ook het twaalftoonssysteem, de serialiteit, de aleatoriek, de tonaliteit, het minimalisme, de collage, het citaat, de allusie, enz. Het volkomen nieuwe scheppen lijkt vanuit dit perspectief feitelijk een onmogelijke opgave, wat zo bezien de grenzen van het postmodernisme jegens het modernisme doet vervagen. Al doet de muzikale perceptie ons wel degelijk de weg naar het vernieuwende, het echt nieuwe wijzen, al beseffen we dat de componenten ervan in het geheel niet nieuw (hoeven te) zijn.

Een componist kan van alles ‘van stal halen' om daarmee de indruk van vernieuwing te (willen) vestigen, terwijl het per saldo niet zo is. Wie. zoals Paus, zich bedient van stilistische pluriformiteit schept alleen ogenschijnlijk nieuwe muziek omdat zij ons dwingt om met andere oren naar haar vertrouwde welluidendheid te luisteren. Waarbij Paus zonneklaar de toondichter is van de expressie binnen zijn gamma van sterk evocatief romanticisme. In deze van consonantie doordesemde wereld zal het voor de meeste muziekminnaars goed toeven zijn, wat in feite ook verklaard waarom zijn composities zo in trek zijn, een fenomeen dat we, zij het in een andere context, ook van een Arvo Pärt en Mikolaj Górecki (Derde Symfonie) kennen.

Ik heb het al vaker gememoreerd: musici als pleitbezorgers van (post)moderne muziek zorgen qua uitvoering vaak voor een uitstekend ‘product' dat de toets der kritiek gemakkelijk kan doorstaan. Dat geldt ook voor dit dubbelalbum, waarin groot engagement en een tot in de puntjes verzorgde technische afwerking hand in hand gaan, met de opnametechniek die voorts de kroon op dit werk zet. Bij een grote groep muziekliefhebbers zal deze uitgave zeker in de smaak vallen, wat aansluit bij het belang van Paus voor het hedendaagse muziekleven.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links