CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2023 |
Er wordt weleens geringschattend over de overvloed van barokmuziek geoordeeld, maar een feit is wel dat het uitgerekend deze muziek is die ons in aanraking brengt met een tijdvak dat zo'n vijf eeuwen achter ons ligt en waarover we wel veel denken te weten, maar ten aanzien van de uitvoeringspraktijk nog steeds nog zo het een en ander onzeker is gebleven. Bovendien zijn er nog steeds vooral musicologisch gedreven ontdekkingen die een nieuw of ander licht werpen op deze eeuwenoude muziek; nog afgezien van manuscripten of eerste drukken die onverwacht boven water komen. Dat laatste geldt niet zozeer voor de muziek van Massimiliano Neri, want daarover is relatief voldoende bekend. Hij is waarschijnlijk in Brescia in of rond 1615 geboren en overleed na 1670 in Bonn. Zijn werkelijke naam was niet Neri, maar Negri, stammend van een muzikale familie in Verona, waarvan een aantal leden werkzaam was in de kapel van de plaatselijke kathedraal. Andere familieleden zochten daarentegen hun muzikale heil in de muziekstad Wenen of aan de verschillende, over de Alpen gelegen hoven waar de muziekbeoefening een belangrijke rol speelde. Mogelijk heeft Massimiliano zijn naam verandert om zich van zijn overige familieleden te kunnen onderscheiden, want een andere verklaring is er door de historici niet voor gegeven. In het boekje wordt onder meer opgemerkt dat een keuze uit het werk van Neri verre van eenvoudig was omdat het zonder uitzondering van hoge kwaliteit getuigt, zowel wat het handwerk als de inventie betreft. Het lijkt mij geen overdreven constatering, geen prediking voor de eigen parochie, want de muziek van Neri toont inderdaad een scherp oor (en ongetwijfeld oog) voor de speltechnische mogelijkheden van het toen beschikbare instrumentarium, zowel wat betreft het virtuoze raffinement als het ingenieuze gebruik van de vele verschillende timbres. Neri was uiteraard niet de enige componist die dergelijke exploraties op zijn naam heeft staan en die de sonates maar ook concerti grossi als een handschoen pasten. Ook de composities van Neri vielen deels ten offer aan de door de Tweede Wereldoorlog veroorzaakte verwoesting van archieven en bibliotheken, met als gevolg dat een aanzienlijk aantal stukken eerst voor uitvoering in aanmerking kwamen nadat ze waren gereconstrueerd. Zoals door de beide muziekwetenschappers Martin Lübenow en Paolo Alberto Rismondo, die de Sonata Prima, Canzon Seconda, Sonata Quinta à 4, Sonata Decima à otto, Sonata Decimaquarta à dodeci en de motetten Ad charismata en Salve, Virgo benignissima onder handen hebben genomen, daarbij althans deels aansluitend bij de negentiende-eeuwse transcripties van drie andere muziekwetenschappers: Winterfeld, Wasielewski en Riemann. Ter completering van deze set koos Giulia Genini voor stukken die een niet al te ingrijpende reconstructie vereisten en die veelal beperkt kon blijven tot de tussenstemmen omdat de melodische lijnen merendeels wel in hun oorspronkelijke staat bewaard zijn gebleven.
Men kan en mag bezwaren aanvoeren tegen reconstructies, maar een feit is wel dat zónder dergelijke ingrepen de muziekbestanddelen die wél zijn overgeleverd qua uitvoering geen enkele toekomst zouden kennen. Want niemand wil immers luisteren naar een fragment hier, een brokstuk daar, terwijl het op de keper beschouwd wel degelijk muziek betreft die, zoals in dit geval, van grote inventiviteit getuigt en stilistisch al naar de achttiende eeuw verwijst. Dankzij de inzet van het ensemble Concerto Scirocco komt dit zowel vocaal als instrumentaal bijzonder fraai tot uiting, mede ook dankzij de verworvenheden van de historiserende uitvoeringspraktijk die, terecht of niet, tegenwoordig als een vanzelfsprekendheid worden beschouwd. U vindt hier de gegevens omtrent de instrumentale en vocale bezetting alsmede de gehanteerde stemming. Tot slot nog de door het ensemble gebruikte bronnen: die stammen van Apresso Bartolomeo en Francesco Magni (1644. 1651 en 1656), en de Düben-verzameling, Universiteit van Uppsala (ca. 1663). index |
|