Mozart: 23 Pianoconcerten
nr. 5 in D. KV 175 - nr. 6 in Bes, KV 238 -
nr. 7 in F, KV 242 (Lodron - voor twee piano's)* -
nr. 8 in C, KV 246 (Lützow) - nr. 9 in Es, KV 271 (Jeunehomme) - nr. 10 in Es, KV 365 (voor twee piano's) - nr. 11 in F, KV 413 - nr. 12 in A, KV 414 - nr. 13 in C, KV 415 - nr. 14 in Es, KV 449 -
nr. 15 in Bes, KV 450 - nr. 16 in D, KV 451 -
nr. 17 in G, KV 453 - nr. 18 in Bes, KV 456 -
nr. 19 in F, KV 459 - nr. 20 in d, KV 466 -
nr. 21 in C, KV 467 - nr. 22 in Es, KV 482 -
nr. 23 in A, KV 488 - nr. 24 in c, KV 491 -
nr. 25 in C, KV 503 - nr. 26 in D. KV 537 (Kroningsconcert) - nr. 27 in Bes, KV 595 -
Sonate voor twee piano's in D, KV 448
Piano: Christian Zacharias, Marie-Luise Hinrichs (KV 242, 365, KV 448)
Sinfonieorchester des Bayerischen Rundfunks o.l.v. David Zinman (KV 466, KV 467, KV 503, KV 537), English Chamber Orchestra o.l.v. David Zinman (KV 415, KV 450), Staatskapelle Dresden o.l.v.
David Zinman (KV 482, KV 488), Sinfonieorchester des Norddeutschen Rundfunks o.l.v. Günter Wand (KV 491, KV 595 ), Radio-Sinfonieorchester Stuttgart o.l.v. Neville Marriner (KV 175, KV 238,
KV 413, KV 451, KV 453, KV 456, KV 459), Pools Kamerorkest o.l.v. Jerzy Maksymiuk (KV 246, KV 271, KV 414, KV 449), Bamberger Symphoniker o.l.v. de solist (KV 242, KV 365)
Cadensen: Mozart en Zacharias
EMI Classics 0 87101 2 (9 cd's)
Opname: Studio Villa Berg, Stuttgart / Reitstadl, Neumarkt / Abbey Road, Londen / NDR, Hamburg / Herkulessaal, München / Lukaskirche, Dresden, 1981-1990
*Bestaat ook in een versie voor drie piano's
Het is niet gelijk duidelijk wat EMI bedoelt met '21 Klavierkonzerte', maar wie iets verder kijkt ontdekt de toevoeging 'Konzerte für 2 Klaviere' (KV 242 en KV 365), waarmee het totale aantal op 23 komt. Het enige wat we missen zijn de pianoconcerten KV 37, KV 39, KV 40 en KV 41, naar pianosonates van andere componisten gemodelleerde 'werkjes', en KV 107, een groepje van drie pianoconcertjes die zijn geënt op sonates van Johann Christian Bach. Binnen het gehele raamwerk betekenen ze niet zoveel en heeft Zacharias ze ongetwijfeld om die reden weggelaten, maar dat geldt niet voor twee echte juwelen, de concertrondo's KV 382 en KV 386.
Wat er gelukkig wél is, is in artistiek en opnametechnisch opzicht zeker niet gering. Nee, dit is niet het laatste woord waar het de uitvoering van Mozarts pianoconcerten betreft, maar dit zijn evenmin 'middle of the road' uitvoeringen die in de nog steeds groeiende rijstebrijberg van uitvoeringen maar beter onopgemerkt kunnen blijven.
Het tij lijkt op het eerste gezicht enigszins tegen te zitten, want er is sprake van maar liefst zeven orkesten, vijf dirigenten (Zacharias als dirigerende solist tevens meegerekend), zes verschillende opnamelocaties en een opnameperiode die in totaal bijna een decennium in beslag heeft genomen. Dat doet op alle fronten het ergste vrezen voor een consistente aanpak van deze 23 concertante kroonjuwelen, maar ondanks enige bezwaren bleek dat in de luisterpraktijk bijzonder mee te vallen. Natuurlijk ging er weleens iets mis (een kraakje hier, een ruisje daar), maar de opnamen zijn van een uitstekende kwaliteit en duidelijk gemaakt met een gevoelig oor van de balans tussen solist en orkest.
Blijven de uitvoeringen over die door de bank genomen van hoog gehalte zijn, met slechts hier en daar wat kleine wensen, zowel in de richting van de solist als van de dirigent (en daarmee tevens het orkest). Van de door Zacharias (of de platenmaatschappij?) ingeroepen dirigenten had Marriner met de Mozart-concerten in de opnamestudio de meeste ervaring opgedaan: hij had immers met Alfred Brendel en de Academy of St. Martin in the Fields al twintig jaar eerder ingetekend op een naderhand zeer goed ontvangen cyclus op het Philips-label. Het door hem geleide omroeporkest van Stuttgart speelt lenig zonder evenwel te excelleren: incidentele frases bij de houtblazers zijn helaas wat smoezelig en hadden een retake verdiend.
Aardig is ook dat een uitgave als deze het mogelijk maakt om de prestaties van verschillende orkesten onder dezelfde dirigent en met dezelfde solist te vergelijken. Zo stond David Zinman zowel voor het Beierse omroeporkest als voor de Staatskapelle Dresden en het English Chamber Orchestra. Wat blijkt? De Engelsen spelen doorgaans net een fractie frisser, fruitiger, puntiger. Het zijn geen verschillen om bij weg te lopen, maar ze zijn wel degelijk herkenbaar.
De samenwerking tussen Zacharias en Wand in KV 491 en KV 595 lijkt met name door de dirigent te zijn bepaald, want anders dan in de overige concerten worden de contrasten in zowel de piano- als in de orkestpartij sterker aangezet, wat deze van nature toch al gespierde, masculiene muziek echt niet nodig heeft. Zeker, KV 491 kan het niet stellen zonder een gezonde dosis drama, maar in bijvoorbeeld de doorwerking van het Allegro wordt mij te veel al op Beethovens op. 37 geanticipeerd. Dat is net zo merkwaardig als KV 550 in de context van de Eroica te plaatsen (Benjamin Britten probeerde dat in zijn Decca-opname met het English Chamber Orchestra: hij speelde letterlijk alle herhalingen, en dat waren er heel veel, plaatste her en der bovendien zeer stevige accenten en gaf het dissonantrijke menuet puur scherzo-karakter, waardoor alles tezamen genomen het stuk bijna Eroica-achtige proporties kreeg toebedeeld).
In alle concerten is de orkestbezetting gelukkig kleinschalig gehouden, naast - zo te horen - de 'gewone' Steinway. De opnametechnici hebben zo te horen bovendien veel aandacht besteed aan de klankverhoudingen binnen het orkest en jegens de pianopartij. Dat de aandacht voornamelijk naar het spel van Zacharias wordt getrokken is uiteraard logisch, maar gezegd moet ook worden dat, naarmate Mozarts concertreeks compositorisch in de tijd vorderde en hij de blazers geleidelijk aan verzelfstandigde en een meer en meer geprononceerde rol gaf, dit in de opnamen ook overtuigend over het voetlicht komt, zonder dat dit ten koste gaat van de overige orkestpartijen en, heel belangrijk, de voortdurend flonkerende pianopartij. Kortom, heel mooi van balans dus.
Christian Zacharias is een begaafd pianist en Mozart-vertolker, die over de gehele linie met krachtig spel zich positief onderscheidde van de zelfs nog in de jaren tachtig niet uitgebannen 'fluwelen-handschoen-benadering' met de daarbij horende popperigheid. Zacharias presenteert ons zijn Mozart met zwier, waar nodig gekruid en pregnant, maar ook met veel gevoel voor poëzie in de langzame delen (waar trouwens het tweede thema in de dominant of parallel in de openingsdelen niet minder van profiteert). De muziek krijgt alle gelegenheid zich ongeforceerd, op een natuurlijke wijze te ontvouwen. Het is de zeer goed geslaagde combinatie van mannelijke beslistheid en voorname elegantie die in deze uitvoeringen voor mij de doorslag geeft. Wanneer de klankkleuren zich in het notenbeeld verdiepen gaat niet alleen het orkest, maar ook Zacharias daarin optimaal mee; en als we eenmaal de wereld van de opera zijn binnengestapt, neemt Zacharias dat in het slotrondo van KV 466 zelfs al te letterlijk door pal aan het begin van de kadens een (band)fragment in te (laten) lassen van een op het eerste gehoor stokoude opname met uitsluitend het langgerekte, orkestrale d-klein akoord dat de slotscène van Don Giovanni (met de Commendatore) inleidt. Zacharias verklaarde daar later over dat het fragment oorspronkelijk uit een gewone moderne stereo-opname van het Beierse omroeporkest afkomstig was dat hij aan een vervormingsproces had laten onderwerpen om daarmee de volgens hem in die cadens passende 'vervreemding' te benadrukken. Ik kan aan die redenering werkelijk geen touw vastknopen, maar die ingreep brengt me tevens op andere eigenaardigheden in Zacharias' cadensen die, hoewel niet zo extreem als in KV 466, niet van 'vreemde smetten' vrij zijn, zoals in de cadens in het openingsdeel van KV 537, waarin geheel onverwacht een 'Glockenspiel' opduikt. Verder mag best worden gezegd dat Zacharias inventieve en passende cadensen heeft uitgewerkt en ze ook met grote overtuigingskracht, meestal echt als een improvisatie, speelt.
Ondanks enige detailkritiek is dit een overtuigende cyclus waarmee prima te leven is. En laten we wel wezen: er is werkelijk geen enkele integrale vastlegging te vinden waarop geen detailkritiek mogelijk is: van Barenboim (EMI) tot Perahia (Sony), van Häbler en Brendel (Philips) tot Schiff en Ashkenazy (Decca), van de 'authentieke' Bilson tot Levin, alle met hun eigen voors en tegens. En dan is er Zacharias zelf, die momenteel aan een nieuwe cyclus werkt, waarbij hij het heft vrijwel geheel in eigen hand heeft genomen, als pianist én dirigent van het kamerorkest van Lausanne (MDG). Wie nog wil kiezen.heeft het moeilijk...