CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2008 |
||
Mozart: Vioolsonate nr. 16 in Bes, KV 31 - nr. 22 in A, KV 305 - nr. 23 in D, KV 306 - nr. 30 in C, KV 403 (KV 385c). Rachel Podger (viool), Gary Cooper (fortepiano). Channel Classics CCS SA 2508 • 72' • (sacd)
De serie van zes vioolsonates KV 26-31 die Mozart in 1766 tijdens zijn verblijf in Den Haag componeerde voor prinses Caroline van Nassau-Weilburg, de zuster van stadhouder Willem V, zijn - vergeleken met de overige op deze cd vastgelegde vioolsonates - niet meer dan bekwame vingeroefeningen van een tienjarige componist met een geniale aanleg. De vioolpartij is in de autograaf met de veelzeggende aanduiding ad libitum aangeduid: alleen de pianopartij volstaat. Het zijn dus eigenlijk sonates voor piano met/zonder viool. Dat het om ministukken gaat blijkt eveneens uit de tijdsduur: de hier opgenomen sonate KV 31 neemt nog geen tien minuten in beslag (het openingsallegro duurt 4 minuten, het tweede, tevens slotdeel 5.40 minuten), maar de sonate KV 306 die 12 jaar later (in 1778, Mozart was toen 22) werd gecomponeerd niet minder dan 27 minuten: Allegro 7.44; Andantino 12.16; Allegretto 6.46. Ook inhoudelijk gaapt er een grote kloof tussen die vroege werkjes uit 1766 en de zes vioolsonates KV 301-306 die Mozart in 1778 in Mannheim en Parijs schreef. Het zijn weliswaar nog steeds pianosonates met vioolbegeleiding (een genre dat bij amateurmusici in die tijd zeer geliefd was), maar gemeten naar inventiteit, kleurschakeringen en de meer op de voorgrond tredende vioolpartij (in het tweede thema in het openingsdeel van KV 306 wordt de piano zelfs in de begeleidingsrol gedrukt). Dan zijn er de beide vioolsonates KV 402 en KV 403 die zowaar in een verfijnde contrapuntische stijl zijn gecomponeerd. Dat zal alles te maken hebben gehad met Mozarts huwelijk met Constanze Weber. Ze trouwden op 4 augustus 1782 in de Weense Stefansdom, wat vrijwel samenviel met het ontstaan van de beide sonates. Constanze was dol op fuga's en vroeg haar kersverse echtgenoot die voor haar te componeren. Dat liet Wolfgang zich geen twee keer zeggen, met KV 402 en KV 403 als resultaat. Mogelijk heeft ook een rol gespeeld dat Mozart in die tijd de zondagmiddagconcerten ten huize van baron Gottfried van Swieten bezocht en daar kennismaakte met de contrapuntische stijl van o.a. Bach en Händel. De sonate KV 403 bleef onvoltooid. Blijkbaar heeft Mozart de publicatie ervan niet serieus overwogen. Hij had ze immers voor zijn 'très chère épouse' bestemd. De finale omvat slechts de eerste twintig maten van zijn hand, maar na Mozarts dood was het zijn leerling, de abbé Maxmilian Stadler, die er 124 maten aan toevoegde. Stadler was door Constanze aangezocht om orde aan te brengen in de door haar man nagelaten manuscripten (zo werkte Stadler ook aan Mozarts Requiem). Ook dit vijfde deel bevestigt nog eens dat deze vertolkingen zonder meer tot de topklasse moeten worden gerekend, om het even of ze worden afgezet tegen de 'traditionalisten' als Grumiaux/Haskil (Philips 412.253-2), Grumiaux/Klien (Philips 422.515-2), Szeryng/Häbler (Philips 462.185-2), Perlman/Barenboim (DG 463. 749-2) en Dumay/Pires (DG 431.771-2), danwel de 'authentieken' met het duo Manze/Egarr (Harmonia Mundi HMU 90.7380) als absolute koploper. Om mij tot de vergelijking tussen Podger/Cooper en Manze/Egarr te beperken: stijlbesef is de gemeenschappelijke noemer, beide duo's leveren glanzend instrumentaal spel af, in alle denkbare kleurschakeringen, vormgegeven in de intimiteit van een kleine ruimte (de opname Channel Classics biedt iets meer galm, maar blijft binnen de kamermuzikale grenzen). Podger en Cooper bedienen zich van uitstekend gedoseerde rubati en accelerandi in perfecte maatvoering. De energieke aanpak en ritmisch pregnante articulatie staan borg voor spanning en avontuur, maar ook de warme lyriek komt niets tekort (zoals in het Andante van KV 403). De spitse wisselwerking tussen de beide solisten verhoogt het muzikale genot nog eens aanzienlijk. De opname laat niets te wensen over. Kortom, een bijzonder geslaagde uitgave, duidelijk op weg naar de afronding van een van de twee beste historiserende uitvoeringen van alle vioolsonates van Mozart. Het cd-boekje maakt helaas niet duidelijk welke instrumenten werden gebruikt, maar ik ga - op basis van voorgaande opnamen - uit van de door Derek Adlam vervaardigde kopie van de fortepiano van de Weense bouwer Anton Walther (1795) en de Pesarinius-viool uit 1739. index | ||