CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2015
|
Het meest fascinerend van deze cd zijn de acht 'Klavierstücke' van Karlheinz Stockhausen, en zeker omdat ze zo fenomenaal worden gespeeld. Daardoor is het extra jammer dat de Italiaanse pianiste Vanessa Benelli Mosell (1987, Prato) Klavierstück VI uitgerekend (ik denk dat we dit letterlijk mogen nemen!) niet heeft vastgelegd. Ongetwijfeld heeft de daarvoor vereiste speelduur van ruim vijfentwintig minuten in dit geval een doorslaggevende rol gespeeld. Het ´offer´ zou in ieder geval duidelijk zijn geweest: of geen Suite voor piano of klavecimbel van de Pools-Franse filmcomponist Karol Beffa (1973, Parijs) of niet de bekende drie voor piano bewerkte delen uit Stravinsky's Petrouchka. Het offer zou echter niet echt pijn hebben gedaan, want de driedelige Suite is in compositorisch opzicht nauwelijks een gemis (typisch het soort filmmuziek dat zonder beeld met een overdosis aan onbeduidende guirlandes en stoplappen al snel in elkaar zakt), terwijl van de Petrouchka-delen door Mosell betere uitvoeringen voorhanden zijn. Ik miste daarin raffinement en finesse in klankkleuren en ritmiek. Hiermee vergeleken is Maurizio Pollini op DG ronduit een verademing.
Eerste ontmoeting Klavierstücke Stockhausen zei er zelf over:
Hij voorspelde het al in 1960: 'Een muziek voor de hele wereld!' Stockhausen werd een icoon van het naoorlogse (semi)intellectuele modernisme en bewonderd door mensen uit een heel breed muziekspectrum, soms van verrassend verschillend pluimage: Frank Zappa en een generatie progressieve rockmusici zoals Tangerine Dream keken naar hem op, maar ook Paul McCartney die zich tijdens de Hamburgse tijd van de Beatles in zijn muziek verdiepte. Later was daar John Lennon met zijn hommage aan Stockhausen in Revolution nr. 9 (1968), uitgebracht op The White Album (EMI). Heel wat huidige sterren en producers op het gebied van pop, rock, hip-hop en elektronica vertrouwen zelfs nog vandaag op computer- en samplingprocessen waarvoor Stockhausen ooit de basis legde of model heeft gestaan. Al in het begin van de jaren vijftig verspreidde zijn faam zich snel in de muziekwereld van de avant-garde. Hoogtepunten daarbij waren de bekende 'Ferienkurse' in Darmstadt met Stockhausens provocerende lezingen die allerwegen de aandacht trokken. Componisten als György Ligeti, Bruno Maderna, Luigi Nono en Pierre Boulez ondernamen zelfs een pelgrimstocht naar Duitsland om kennis te kunnen maken met de inspirerende uitvinder en zijn werk.
Stockhausens negentien Klavierstücke waren oorspronkelijk gepland als afgeronde cyclus van (uiteindelijk) eenentwintig pianostukken, ware zoektochten tot aan de uiterste grenzen van zowel het tonale als atonale uitspansel, een soort nieuwe fenomenologie waarin de ratio lijkt te zijn ingewisseld voor de geest in het wezen der dingen. Muziek in het domein van het intuïtieve, het zintuiglijke, het onderbewuste, het onstoffelijke. Alsof Stockhausen in deze stukken - en hier niet alleen - de stap wilde maken naar een mysterieus 'Jenseits'. Zaken als stijl, berekening of de wetten van het denken überhaupt zijn naar de achtergrond verschoven, of zelfs achter een onbekende horizon verdwenen. Misschien is wel het enige hanteerbare begrip in dit uiterst kleurrijke labyrint een vorm van expressie die zich op geen enkele manier niet laat analyseren of inkaderen. Pogingen om dat toch te doen moeten daarom vruchteloos blijven. Dat is het zowel verticaal als horizontaal opgetuigde beeld dat de luisteraar krijgt voorgeschoteld. Voor de vertolker geldt dat hij zijn weg moet zien te vinden in een scenario dat onophoudelijk getuigt van een enorme complexiteit, enerzijds vormloos, anderzijds onweerstaanbaar in hun verbeeldingskracht en gedachterijkdom. In zekere zin zijn we - mits zo vertolkt zoals hier door Vanessa Benelli Mosell - menigmaal niet ver van Boulez verwijderd: wat we aantreffen is een zelfde soort diepe gelaagdheid die net zo kristalhelder, zo transparant is dat het bijna duizelt, waarin plooi na plooi wordt ontvouwd, afwisselend naar binnen gekeerd of uitbundig geëtaleerd. Mosell heeft dat allemaal goed begrepen, haar koers is rotsvast, sterk geëngageerd, schitterend qua toonzetting, subliem gearticuleerd, Zij maakt moeiteloos de overtocht van het pointillisme ('gepunteerde muziek', de nucleus in de werkstructuur die zich van noot naar noot beweegt), langs de groepsstructuur (de thematische herkenning wordt afhankelijk gesteld van slechts enige samengevoegde noten, wat zonder behulp van de partituur herhaald beluisteren noodzakelijk maakt), toewerkend naar wat Stockhausen als 'gevarieerde vorm' betitelde (een vorm van stilistische vrijheid in de omgang met de noten, waar de vertolker als het ware boven staat). Het eindpunt van die niet gemakkelijke reis (voor vertolker noch voor de toehoorder) is die uiterst merkwaardige verbinding tussen de objectieve metronoom als meetinstrument van de tijd en de subjectieve, gevoelde tijdsduur zelf. Zoals Stockhausen het eens zelf omschreef:
Misschien goed om te vermelden dat vanaf Klavierstück XV de synthesizer (of een soortgelijk elektronisch instrument) de plaats inneemt van de traditionele piano. Voor Stockhausen was de synthesizer, door hem ook wel 'elektronisches Klavier' genoemd, de 'logische opvolger' van de traditionele piano (bij Stockhausen 'stringed piano'). De komst van dat 'elektronisches Klavier' bracht nieuwe expressiemogelijkheden met zich mee, er ontstonden geheel nieuwe klankkleuren, maar ook allerlei verkenningen in het domein van de frequentie- en amplitudemodulatie, het vibrato en gedifferentieerde tijdswaarden. Elektronische muziek Epiloog index |
|