CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2006

 

Monteverdi: Messa da capella a quattro voci - Missa da capella a sei voci 'In illo tempore'.

La Chapelle Royale o.l.v. Philippe Herreweghe.

Harmonia Mundi 901355 • 60' •

 

 

 


Hoewel reeds in de twaalfde eeuw in Italië sprake was van meerstemmige muziek, kwam de polyfonie in zowel liturgische als seculiere muziek pas tussen 1300 en 1600 tot volle bloei. Het was de Italiaanse componist en muziektheoreticus Marchetto da Padova (Marchettus van Padua) die rond 1315 de notatie van tijdwaarden in het muziekschrift introduceerde en zowel de verschillende modi nader definieerde als de stemming verfijnde. Het was ook Marchetto die voor het eerst de chromatiek aan de orde stelde. Zijn theoretische werken Lucidarium in arte musice plane en Pomerium in arte musice mensurate uit circa 1318 vormen daarvan weerslag.

Men mag van een kruisbestuiving spreken toen het centrum van de liturgische polyfonie zich geleidelijk naar de Nederlanden verplaatste en aldus Nederlandse componisten en kapelmeesters nieuwe inspiratiebronnen bracht. Zij op hun beurt manifesteerden zich met hun doorwrochte en complexe polyfone bouwsels aan de grote Italiaanse hoven (onder andere die van Florence, Mantua, Rimini en Milaan), maar ook in de Vaticaanse Sixtijnse kapel. Daarbij stond de kunst van het polyfone componeren centraal en niet de goede verstaanbaarheid van de gezongen (liturgische) tekst, hetgeen vooral van kerkelijke zijde tot forse kritiek leidde: het ingewikkelde stemmenweefsel verhulde de liturgische boodschap. Dit zette de accentuering in gang, het benadrukken van de liturgische tekst middels ten minste één stem, waardoor de verstaanbaarheid was gewaarborgd. Deze ontwikkeling zette zich ook voort in de seculiere muziek en daarvan is dan het madrigaal het uitgelezen voorbeeld, een muziekvorm die in de zestiende eeuw door de grootmeesters op dit gebied, met name Gesualdo da Venosa en Claudio Monteverdi. tot grote hoogte werd gevoerd. Madrigalen waren er in alle maten en soorten, van erotisch getint tot verheven.

Toen Monteverdi (1567-1643) in 1610 een grote verzameling religieuze composities onder de lange titel Sanctissimae Virginis Missa senis vocibus ad Ecclesiarum Choros, ac Vesperae pluribus decantandae aan de openbaarheid prijsgaf, was hij al acht jaar de maestro di cappella della chiesa aan het hof van Mantua. Tot die uitgave behoorde naast de Vespro della Beata Vergine (de beroemde Maria-vespers) ook de Missa da capella a sei voci 'In illo tempore'. Het basismateriaal van deze typische prima prattica mis is gestoeld op een motet van de Nederlandse componist Nicolas Gombert. De componisten die de prima prattica (eerste praktijk) aanhingen, bekommerden zich voornamelijk om de compositorische spelregels, terwijl die van de seconda prattica (tweede praktijk) tot de moderne stroming behoorden, die zich richtte op de puur muzikale expressie vanuit de tekst. Ietwat gechargeerd: regels versus gevoel dus.

Men zou denken dat Monteverdi die werken aan zijn broodheren, de Gonzaga's van Mantua, had opgedragen, maar de componist had een andere autoriteit op het oog: paus Paulus V. Uit brieven van Monteverdi blijkt zonneklaar dat de Gonzaga's hem met weinig egards omringden en favoriete hofzangers zelfs aanzienlijk meer betaalden, maar dat Monteverdi met behulp van de publicatie van de Sanctissimae als zijn eminente visitekaartje elders emplooi trachtte te vinden, lijkt slechts de halve waarheid te zijn, want hij zocht ook een plaats voor zijn oudste zoon op het Romeinse seminarie. En ook daarvoor had je nu eenmaal aanzien én relaties nodig.

Hoewel Monteverdi ten tijde van zijn Sanctissimae op het toppunt van zijn compositorische kunnen stond, memoreerde Bassano Casola, de tweede kapelmeester aan het hof van Mantua, dat Monteverdi in die tijd vrijwel uitgeput raakte van het vele werk omdat hij 'iedere noot in iedere richting wenste uit te werken, tot in de kleinste details'.

In 1613 volgde Monteverdi's aanstelling als maestro di cappella van de San Marco in Venetië. Het koor bevond zich bij zijn aantreden weliswaar in een erbarmelijke staat, maar het was een kolfje naar zijn hand om daarin de nodige verbeteringen aan te brengen. Hij bleef gedurende de rest van zijn leven in de stad van de dogen werkzaam.

Na zijn dood in 1643 publiceerde de Venetiaanse muziekuitgever Alesandro Vincenti Monteverdi's Messa a quattro voci e Salmi. Deze vierstemmige mis stoelt mede op de imitatietechniek, waarbij de verschillende stemmen na elkaar inzetten op basis van hetzelfde melodisch materiaal en zich dan vervolgens vrijer ontwikkelen. Het doorzichtige stemmenweefsel waarborgt de verstaanbaarheid van de gezongen teksten, maar het meest opvallende is toch wel dat Monteverdi's componeerstijl in dit werk uitgesproken terughoudend is, in de stile antico, met zijn golvende ritmiek, bescheiden dissonanten en bijna gebalsemd contrapunt.

Uitvoering o.l.v. Philippe Herreweghe

Het is hier zeker op zijn plaats om te vermelden dat Herreweghe weliswaar de historiserende uitvoeringspraktijk tot de zijne heeft gemaakt, maar evenals vrijwel alle collegae gebruik maakt van mannen- én vrouwenstemmen. Er hoeft niet over te worden gediscussieerd of dit 'historisch correct is', want dat is het niet (vrouwenstemmen werden in de kerken eenvoudigweg niet geduld), maar vanuit het praktische perspectief kan het nu eenmaal niet anders. Jongensstemmen zijn dun gezaaid en bovenal geschoolde stemmen, die deze complexe muziek recht kunnen doen. Dit zijn bovendien geen partituren die op een verloren zondagmiddag ingestudeerd kunnen worden.

De zesstemmige mis ('In illo tempore') steekt wat bleekjes af tegenover de rijk gezette en stilistisch zeer gedifferentieerde Maria-vespers uit dezelfde in 1610 gepubliceerde bundel. In de uitvoering door het King's Consort o.l.v. Robert King (Hyperion) wordt de mis geëtaleerd als een compositorische vingeroefening en dan is het niet minder dan een verademing om Herreweghe en zijn ensemble hier aan het werk te horen, want niet alleen is de articulatie veel beter, maar duikt de ene na de andere schoonheid uit het polyfone stemmenweefsel op in een spiritueel-dynamische vertolking met veel vaart. Niet minder geslaagd is de uitvoering van de vierstemmige mis, hoewel sommige 'preciezen' de wenkbrauwen wel zullen fronsen bij de stevig aangezette contrasten, de uitgelichte dramatiek en de vertragingen en versnellingen die Herreweghe zich permitteert. De 'rekkelijken' zullen echter overweldigd worden door de enorme panache die wordt uitgestraald.

De opname laat niets te wensen over, met een stevig laag fundament, grote helderheid en smaakvolle 'belichting' van de koorstemmen. Zowel Herreweghe als het opnameteam hebben hoorbaar veel aandacht besteed aan de verstaanbaarheid.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links