CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2008 |
||
C.Ph.E. Bach: Symfonie in Bes, Wq deest - Symfonie in Es, Wq deest. W.F. Bach: Sinfonia in D (uit de cantate "Dies ist der Tag" Falck 64). Graun: Symfonie in Es. Hasse: Symfonie in D. Haydn: Symfonie nr. 39 in g. Mozart: Symfonie nr. 29 in A, KV 201. Moderntimes_1800 o.l.v. Ilia Korol (viool) en Julia Moretti (hobo).. Challenge Classics CC72193 • 48' + 46' • (2 cd's)
Deze dichtregels lijken dit Oostenrijkse kamerorkest op het lijf te zijn geschreven. Het nog jonge ensemble dat zijn thuisbasis heeft in Tirol werd in 2003 opgericht door de violist Ilia Korol en de hoboïste Julia Moretti. Waarom eigenlijk? Er zijn al zoveel kamerorkesten! Het bijzondere van Moderntimes_1800 is echter de samenstelling ervan: de musici zijn zowel thuis in de historiserende als in de eigentijdse uitvoeringspraktijk, hetgeen - voor zover mij althans bekend is - nergens anders het geval is. Je vindt het hoogstens bij kamermuziekbezettingen, zoals het piano- en strijktrio, en het strijkkwartet. Moderntimes_1800 lijkt een merkwaardige paradox, maar is het niet. We lezen het in de dichtregels van Novalis: wat nu geschiedenis is was toen modern, eigentijds, werkelijkheid. De componisten van toen en de componisten van nu schreven en schrijven voor de instrumenten van hun tijd. De toevoeging '1800' verwijst bovendien naar een van de belangrijkste perioden uit de Europese geschiedenis, toen maatschappij, politiek en cultuur een ware omwenteling doormaakten. Verlichting Het is tamelijk lastig om een strikte scheiding aan te brengen tussen de barokperiode (grofweg van 1600 tot 1750, tevens het sterfjaar van Johann Sebastian Bach) en de Verlichting (1750-1800), maar als we het op de Duitstalige literatuur betrekken vormen de werken van Johann Christoph Gottsched (1700-1766), Johann Jakob Breitinger (1701-1776) en Gotthold Ephraim Lessing (1729-1781) belangrijke ijkpunten. De Verlichting was vooral een West-Europese aangelegenheid, hoewel het in Frankrijk eerder revolutionaire trekken vertoonde door de daar heersende staatscensuur die de publicatie en uitwisseling van vrije gedachten ernstig belemmerde en tot massale vlucht naar het buitenland leidde (zoals de vele Hugenoten die zich in ons land vestigden om van hieruit met behulp van in ons land gedrukte publicaties het Franse regiem te bestrijden). Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland, waar Frederik II van Pruisen (1712-1786) - een groot bewonderaar van de denkbeelden van Voltaire - in de nieuwe ontwikkelingen juist bijzonder was geïnteresseerd, hoewel hij niet veel waarde hechtte aan de literatuur en de wetenschap in eigen land ("Gegen Dummheit kämpfen sogar die Götter vergebens."). Zijn bewondering beperkte zich voornamelijk tot het filosofische werk van Moses Mendelssohn en Christian Wolff. Voltaire zei over Frederik: "Hij is in de ochtend een groot koning, na de maaltijd een groot schrijver, de gehele dag een menselijke filosoof en in de avond een eminent gastheer." De grote Duitse filosoof Immanuel Kant (1724-1804), die zijn leven in het toenmalige Pruisen doorbracht, bestempelde het tijdperk van Frederik II als "das Zeitalter der Aufklärung und des Jahrhundert Friederichs." De uitspraken van Voltaire en Kant zouden de indruk kunnen wekken dat het bewind van Frederik de Grote vooral werd gekenmerkt door een 'menselijk gezicht', maar de werkelijkheid was helaas een geheel andere. Frederik was met ijzeren hand opgevoed, onderworpen geweest aan tucht en straf, en had de last daarvan in zijn politieke en militaristische opvattingen een duidelijke plaats gegeven. Zijn machtshonger en zijn streven naar een groot Pruisen stortte zijn land in een jarenlange toestand van oorlog en hij behandelde zijn onderdanen min of meer op dezelfde wijze zoals hij zelf was opgevoed. Maar paradoxaal genoeg was er ook een geheel andere kant, die van de noodzaak - zoals hij die zag - voor het volk om geestelijk weerbaarder te worden, kennis te nemen van de verworvenheden van wetenschap en kunst, zij het dan in samenhang met lichamelijke 'Abhärtung' en censuur! Frederiks grote liefde voor de muziek (hij componeerde en was een bekwame fluitist) oefende grote aantrekkingskracht op componisten en musici. Ze kwamen van heinde en verre naar het hof om de koning en zijn alsmaar uitdijende gezelschap de nodige verstrooiing te bieden. Echter ook hier waren velen geroepen, maar weinigen uitverkoren. Alleen de ware muzikale elite was welkom, waaronder Carl Philipp Emanuel Bach (op het klavecimbel zeer bedreven voerde aan het hof de titel 'Kammermusiker'), Johann Gottlieb Graun (concertmeester), diens broer Carl Heinrich (dirigent van de hofkapel), Franz en Georg Benda (violisten) en Johann Joachim Quantz (hofcomponist). Meer namen duiken op, zoals die van de componisten Johann Adolf Hasse, Luigi Boccherini, Muzio Clementi, Wilhelm Friedemann Bach en Carl Heinrich Graun, de violist Johann Georg Pisendel, en - hoe kan het anders - de grote Thomascantor Johann Sebastian Bach, die zijn 'Musikalisches Opfer' componeerde aan de hand van een door Frederik gegeven thema. Sturm und Drang In de tweede helft van de achttiende eeuw ontstond een tegenbeweging die werd gekenmerkt door een 'terug naar de natuur' (Rousseau), de leidraad voor het menselijk bestaan was niet langer de rede (ratio) maar een soort oerdrift die was verbonden met de natuur. Het draaide nu om gevoelens, om de emotie, om de eenvoud van de 'Empfindung'. In de Duitse literatuur gold de filosoof Johann Gottfried von Herder (1744-1803) als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van deze stroming, met op muzikaal gebied Joseph Haydn (1732-1809) als zijn belangrijkste pendant. Het was de opgave aan de muziek om 'het oor en het hart te beroeren', of zoals Luigi Boccherini (1743-1805) het uitdrukte: "Ik weet heel goed dat de muziek het hart van de mensen moet beroeren en dat is het wat ik nastreef. Want muziek die geen gevoel en geen passie uitdrukt is leeg." De op deze cd-uitgave vertegenwoordigde componisten markeren de overgang van de galanterie naar de Verlichting en de Sturm und Drang. Desondanks zag menigeen deze periode als het Sodom en Gomorra. De Duitse componist Johann Friedrich Fasch (1688-1758), een goede vriend van Johann Sebastian Bach, wilde onder geen beding dat zijn eveneens muzikale zoon aan het 'heidense' hof van Frederik werkzaam zou zijn. Hij gaf daaraan pas toe toen nadat Carl Philipp Emanuel Bach hem had verzekerd dat hij de jonge spruit onder zijn hoede zou nemen, opdat diens 'onbedorvenheid niet onder de wielen zou worden vermorzeld'. Onze vertrouwdheid met meer dan zeven eeuwen muziek - die wij bovendien nog kunnen beluisteren op een door ons gewenste tijdstip - maakt het allengs lastiger om de ontwikkeling ervan op juiste waarde te schatten. Zo schrikken we allang niet meer van de twee ferme openingsakkoorden en de baanbrekende doorwerkingsepisoden in Beethovens Eroica, maar toen moet het zijn ervaren als donderslagen bij heldere hemel. Nog wat verder terug in de tijd zullen de symfonieën van Carl Philipp Emanuel Bach een soortgelijk effect bij diens tijdgenoten hebben gesorteerd, want de hoekdelen ervan zijn op en top in Sturm und Drang stijl gecomponeerd, met de vele verrassende melodische en harmonische wendingen, appogiatura en versieringen, waarbij we tevens meemaken dat zomaar midden in een deel verschillende toonsoorten over elkaar heen buitelen. Er is sprake van een markante wijziging in de muzikale retorica, de welsprekendheid, met nadruk op de inhoud en niet zozeer op de vorm waarin die is gegoten (de conventionele indeling snel-langzaam-snel blijft dominant). Pas bij Haydn en Mozart (1756-1791) krijgt de vierdelige symfonie een echt volwassen status door de invoeging van het menuet. Als we de bakens even verzetten naar het Wenen van Maria Theresia (1717-1780), de enige vrouw in de 650-jarige Habsburg-dynastie, dan zien we daar althans geen doordringende Verlichting, ondanks haar drang tot hervorming (van onder andere de belastingen, het leger en de regering). Veel energie ging op aan de uiteindelijk verloren Zevenjarige Oorlog, die in 1756 begon met de Oostenrijkse aanval op het Pruisen van Frederik II. In de tweede helft van de achttiende eeuw was het culturele leven in de Oostenrijkse hoofdstad zeker nog verre van verlichtend en dus was het maar goed dat Joseph Haydn zich op het slot van prins Esterházy in Eisenstadt als (tweede) kapelmeester in Sturm und Drang naar believen kon uitleven. Hij liet Wenen toen weliswaar links liggen en schreef zich de vingers blauw voor het aldaar gevestigde vorstelijke orkest (de nukkige mevrouw Haydn zal zeker nog indirect aan die enorme productie hebben bijgedragen), maar de vele notabele gasten die zijn muziekuitvoeringen (met uiteraard veel eigen composities) bijwoonden namen hun indrukken daarvan uiteraard met zich mee naar huis. Toen Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) in 1774 in Salzburg zijn Symfonie nr. 29 componeerde viel dit min of meer samen met de Parijse première van Iphigenie en Tauride, de laatste grote opera van de Duitse componist Christoph Willibald von Gluck (1714-1787). De dramatische contrasten en de kleurrijke uitwerking van de conflictstof wijzen al in de richting van de Franse romantische opera (Berlioz was een groot bewonderaar van Gluck) en maakten ook op Wagner, die de muziekdramatische reikwijdte van het werk inzag, diepe indruk (dat hij de opera aan een eigen, tamelijk deplorabele bewerking onderwierp voor uitvoering in Dresden in 1847 zij hem inmiddels wel vergeven). Maar het was in 1774 ook de publicatie van 'Die Leiden des jungen Werthers', waarin Johann Wolfgang van Goethe (1749-1832) verhaalt van een ongelukkige en onvervuld gebleven liefde, en de lijdensweg beschrijft die daarvan het gevolg is. Velen, vooral jongeren, identificeerden zich met de hoofdpersoon in het boek, de romantische 'held' Werther die niet alleen sterk gebukt ging onder zijn liefdesverdriet, maar zich bovendien geplaatst zag tegenover de harde, zo niet meedogenloze maatschappij waarin hij zich geen plaats wist te veroveren. Een zacht karakter dat reddeloos verloren was, de uiterst gevoelige jongeling die uiteindelijk geen uitweg meer zag en zich aan de schrijftafel met een kogel van het leven beroofde, vervuld van het onuitsprekelijke geluk om zó voor zijn geliefde te mogen sterven! Is hier tevens de metaforische echo van 'Faust' herkenbaar? Alles Vergängliche De roman behandelt een aantal wezenlijke aspecten van de menselijke oerdrift (de drang naar liefde en de wil tot zelfvernietiging zijn hierin onafscheidelijk, ze zijn zowel sterk met elkaar verbonden als elkanders tegenpolen) liet niet alleen in de Sturm und Drang periode zijn sporen na, maar ook nog lang daarna. Er was zelfs sprake van een regelrechte 'Werther-hausse', het plegen van zelfmoord kreeg de contouren van een modeverschijnsel. Menige gevoelige 'burgerman' bezweek aan de verleiding een einde aan het leven te maken. Vele jaren later droeg iemand het boek in zijn reisbagage toen hij op het punt stond het gezicht van Europa te veranderen: Napoleon Bonaparte. Het is merkwaardig dat in deze cd-uitgave Mozarts Symfonie nr. 29 in A, KV 201 wel is opgenomen (en terecht!), maar hét eerste schoolvoorbeeld van Mozarts zelbewuste Sturm und Drang uitgerekend niet: de Symfonie nr. 25 in g, KV 183 uit 1773. Door de geagiteerde onrust in de hoekdelen, de sterk geprofileerde ritmische syncopen, de meer zelfstandig optredende houtblazers en de fascinerende melodische en harmonische nieuwigheden had juist dit werk niet mogen ontbreken. Er was trouwens op de tweede cd nog plaats voor geweest. Typisch een gemiste kans. Uitvoering Het belang van deze uitgave stoelt vooral op niet minder dan vier 'opnamepremières', de eerste verdoeking van de symfonieën (of sinfonia's) van Hasse, Graun en C.Ph.E. Bach. De uit allerlei ensembles gerecutreerde musici (orkestbezetting: 2 fluiten, 2 hobo's, 2 fagotten, 4 hoorns, 2 trompetten, pauken, 3 eerste violen, 4 tweede violen, 3 altviolen, 3 celli, 2 contrabassen en klavecimbel) doen in technisch opzicht niet onder voor bijvoorbeeld het Chamber Orchestra of Europe. De beide artistieke leiders van het ensemble, Ilia Korol en Julia Moretti hebben met name in de historiserende uitvoeringspraktijk veel ervaring opgedaan, onder andere bij ensembles als Musica Antiqua Köln, het Bach-ensemble van Joshua Rifkin, Il Giardino Armonico, het Freiburger Barockorchester. Die ervaring komt in deze uitvoeringen goed tot zijn recht. Er wordt pittig dynamisch gemusiceerd, het vibrato wordt niet als overdreven expressiemiddel ingezet en de krachtige puls houdt de aandacht zonder meer gevangen. De langzame delen in de symfonieën van Haydn en Mozart zijn eerder fris en monter dan bespiegelend, wat deze muziek uitstekend past. Wie wil proeven van het zo typische Sturm und Drang aspect kan ik het beste naar de finale van Haydns Symfonie nr. 39 verwijzen (track 4 op de tweede cd). Bovendien krijgt u dan een uitstekende indruk van de technische kwaliteiten en de muzikale benadering van het ensemble. De strijkers klinken in de opname wat 'draderig', maar laat u dit toch vooral niet afhouden van al deze prachtige muzieken! Waarbij niemand zijn neus hoeft op te halen voor de hier vertegenwoordigde componisten aan de periferie van de grote meesterwerken van Haydn en Mozart: Hasse, Graun en de beide Bach-zonen. Voor de goede orde: alle herhalingen worden in acht genomen. index |
||