![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2006
|
|
Altenberg Trio Wien. Challenge Classics SACC 72097 • 57' • (sacd)
Het trio in d, op. 49 ontstond in Leipzig en Frankfurt tussen februari en september 1839 (Mendelssohn was toen 30) en beleefde zijn première in het Gewandhaus in Leipzig op 1 februari 1840, met de componist aan de piano. Tussen de oorspronkelijke partituur en de in april 1840 verschenen eerste druk zijn grote verschillen aan te wijzen die merendeels op het conto kunnen worden geschreven van Mendelssohns jeugdvriend Ferdinand Hiller, die weliswaar bijzonder onder de indruk was van het werkstuk van de rijk getalenteerde toondichter, maar toch niet schroomde om een aantal 'verbeteringen' voor te stellen. In zijn in 1874 gepubliceerde herinneringen aan Mendelssohn berichtte Hiller hierover onder andere: "Bepaalde pianofiguren en dan vooral die op gebroken akkoorden betrekking hadden, kwamen mij ouderwets voor. Ik had in Parijs meerdere jaren met Liszt en bijna dagelijks met Chopin verkeerd en ik was gewend geraakt aan de ideeënrijkdom van de moderne tijd. Toen ik tegen Mendelssohn in die zin enige opmerkingen maakte en enige wijzigingen voorstelde, wilde hij er aanvankelijk niets van weten. "Geloof je dat de zaak er daardoor echt beter van wordt," zei hij, "het stuk blijft zoals het is en het mag ook zo blijven." Ik antwoordde dat hij mij vaak genoeg had gezegd en ook aangetoond dat de kleinste penseelstreek niet uit de weg moest worden gegaan als het tot verbetering kon leiden. Als een ongebruikelijke arpeggio-vorm geen betere harmonie oplevert, maar die ook niet verslechtert, wordt het voor de pianist in ieder geval interessanter. We overlegden en probeerden het op de piano op allerlei manieren uit en voelde ik iets van een triomf toen Mendelssohn mijn inzichten uiteindelijk deelde." Het in Frankfurt tussen februari en april 1845 gecomponeerde tweede en tevens laatste pianotrio werd voor het eerst uitgevoerd op 20 december 1845, wederom in het Gewandhaus met Mendelssohn aan de piano. De arbeid aan het aan Louis Spohr opgedragen opus moest door ziekte herhaaldelijk worden onderbroken. Zo berichtte de componist in februari 1845 dat in huize Mendelssohn danig werd gehoest en geproest, en dat hij in dit opzicht met zijn beide oudste kinderen Marie en Paul een waar trio vormde, maar naarmate de gezondheidsperikelen afnamen en de lente zich aankondigde, nam het trio in c ook vastere vorm aan en werd het half april voltooid. Op 20 april schreef Felix nogal flegmatiek aan zijn zuster Fanny: "Het trio is een beetje lastig om te spelen, maar echt moeilijk is het toch eigenlijk niet. Zoekt en je zult vinden!" De beide pianotrio's van Mendelssohn behoren zonder enige twijfel tot de top van de kamermuziek en vormen niet zozeer een technische uitdaging als wel het vermogen van de vertolkers om het in jeugdige frisheid maar ook in donkere voorgevoelens en vurige passie verankerde rijke kleurenpalet fraai afgewogen over het voetlicht te brengen. Flitsende stemmingswisselingen, als het ware een van Mendelssohns compositorische Leitmotive, brengen de toehoorder van een exalterende stemming in de donkere krochten van vrees en zelfs angst, om dan weer op te lossen in een esoterisch klankgewaad waarin dankbaarheid de boventoon voert. Mendelssohn wordt nogal eens afgeschilderd als de componist van elfenmuziek, de man die - eveneens Schumann - zijn eigen sprookjeswereld creëerde en furore maakte met de Midzomernachtsdroom en de Schotse en Italiaanse symfonie. Zijn pianowerken en kamermuziek überhaupt blijven veronachtzaamd gebied. Het Weense Altenberg Trio bewijst zich weer als een ideale pleitbezorger voor ook deze muziek en de in het Muziekcentrum in Den Bosch door Bert van der Wolf gemaakte opname laat geen wens onvervuld. index |
|