CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2023 |
Er bestaat een niet te miskennen parallel tussen de bannelingen die in het begin van de jaren twintig na de Oktober-revolutie van 1917 zich in Berlijn vestigden en zij die ruim een decennium later vanuit nazi-Duitsland de wijk namen naar de Verenigde Staten (met als belangrijkste centra New York en Los Angeles). Zoals er nog een belangrijke parallel valt te ontdekken: de daaruit volgende, vrije hechte gemeenschappen, met daarbij als belangrijke bindende, gemeenschappelijke factor het niet te blussen heimwee naar het vaderland. Een vaderland ook waar zich de meest afgrijselijke gruweldaden afspeelden. Ook de componist Nikolaj Medtner 1880-1951) bevond zich tussen die Berlijnse emigranten. Hij streek in 1921 in de Duitse hoofdstad neer als een van de velen die niets moesten hebben van de bolsjewieken die hun winst aan het verzilveren waren en zich met tal van oppresieve maatregelen ook tegen de Russische cultuur hadden gericht. De cultuur waarvan menige banneling zich een rechtstreekse (en veelal belangrijke) vertegenwoordiger achtte. Geen wonder dus dat vele grote namen het in het nieuwe bolsjewistische Rusland uitermate moeilijk kregen, in een periode waarin de door voor- en tegenstanders van het symbolisme getekende ‘Zilveren Eeuw' (1890-1928) ten einde liep. De gebeurtenissen rond 25 oktober 1917 (volgens de juliaanse kalender) nabij en in het Winterpaleis in Petrograd (waar de Voorlopige Regering zich tegen de aanvallen van de Bolsjewieken had verschanst) luidden niet alleen een tijdperk in van culturele neergang, maar ook van een (nieuwe) tragedie voor het Russische volk.
Voor veel emigranten was er het al snel opdoemende probleem dat ze in hun nieuwe thuishaven (waarvan niemand op voorhand wist hoe ‘tijdelijk' die wel of niet zou zijn) vrijwel geheel opnieuw moesten beginnen. Gevierd als ze waren in hun vaderland waren ze in Berlijn daarentegen volkomen of zo goed als onbekend. Wie zich daartegen niet opgewassen voelde verviel onherroepelijk in de anonimiteit. Zelfs componisten als Rachmaninov en Prokofjev voelden zich in het oude Europa als banneling miskend: hun muziek viel onvoldoende in de smaak van het conservatief ingestelde publiek en namen ze hun toevlucht vooral tot het Amerikaanse concertpodium; wat het ze als virtuoos pianist overigens uitstekend afging. In het bruisende Berlijn was er tijdens het interbellum nauwelijks oog en oor voor de somber gestemde, van melancholie doordesemde composities van de verschillende Russische emigranten. Muziek die vooral verlies en heimwee uitdrukte. Daaronder bevond zich ook Medtner, die het in die Berlijnse jaren bepaald niet gemakkelijk had. Zijn muziek had een belangrijke rol gespeeld in zowel Petrograd als Moskou, er was daar menig werk van hem in première gegaan, zijn 'taal' werd er goed verstaan, maar in Berlijn ontbrak dit voorrecht ten ene male. Inburgering mag dan moeilijk zijn geweest, aan de Duitse taal lag dat zeker niet. Het Duits had immers tijdens het bewind van Catherina de Grote in Rusland sterk aan belang gewonnen om zelfs uit te groeien tot de tweede taal van het land. Geen wonder dus dat het er wemelde van de Duitse achternamen, zelfs tot in de hoogste kringen (waar ook de Franse taal een wezenlijke rol speelde). Het Duits had ook op ander gebied een niet mis te verstane connotatie: het stond vooral voor netheid, discipline en orde, in tegenstelling tot wat als typisch Russisch werd behschouwd: slordigheid, wanorde, zelfs chaos. Dat verklaart ook dat de Russische en Duitse cultuur in zekere zin in elkanders verlengde lagen. Menige boekenkast bevatte naast Russische ook veel Duitse literatuur. Dat was een ontwikkeling die zich zelfs nog tot in de uiterst repressieve jaren dertig – toen Stalins bewind ongekende wreedheden beging - voortzette, een groot aantal buitenlandse communisten zich in Rusland hadden gevestigd, waaronder ook menige Duitser die min of meer vertrouwd was met ‘zijn' Goethe, Schiller en Heine. En niet te vergeten waren er de vele Duitse scholen die uit de grond waren gestampt en die de leerlingen in contact brachten met de Duitse cultuur. Het zal daarom geen verbazing wekken dat Medtner, toen hij in 1921 in Berlijn een nieuw onderkomen had gevonden, de Duitse cultuur in deze metropool vrij gemakkelijk kon omarmen. Het zal daarom geen verbazing wekken dat Medtners ‘Deutschtum' ook in zijn liederen uit die periode verankerd is, met, naast het typisch Russische karakter ervan, de daarin aanwijsbare invloeden van Beethoven, Schumann en Brahms. Gevoegd bij zijn belangstelling voor de Duitse literatuur, waaronder de dichtkunst, is het beeld dat daaruit ontstaat die van ronduit schitterende muziek die diepe indruk maakt (tenzij sprake is van een hart van steen). Muziek ook die ondanks het feit dat Duitsland en in het bijzonder Berlijn ‘zijn' wereld was, vervuld is van een diep gevoeld en geworteld heimwee naar vroeger, Het komt onverbloemd tot uitdrukking in zowel de gekozen teksten als de muzikale verbeelding ervan. Maar ook pure schoonheid als exponent van relatieve eenvoud in deze liederen: nergens stellen ze de luisteraar voor echt grote tekstueel-muzikale problemen. We hoeven Medtner als liedcomponist dus zeker niet te onderschatten, al heeft het wel erg lang geduurd alvorens zijn zeker aparte liedkunst tot het muziekbedrijf enigszins wist door te dringen. Al valt er zeker nog een wereld te winnen. Het is het liedduo Ekaterina Levental en Frank Peters dat zich in die zo bijzondere wereld voortreffelijk thuis voelt. Beiden voeren ons van het ene naar het andere hoogtepunt dankzij de uitmuntende expressie en een volmaakte techniek die alles vloeiend maakt en waardoor ieder lied wordt gepresenteerd als een wereld op zichzelf, met alle denkbare, daarbij behorende contrasten zoals die zich schijnbaar moeiteloos ontvouwen. Dat kan alleen maar met behulp van een perfecte (vocale) dictie en dito instrumentale articulatie, soepele fraseringen en maatstrepen die niet als onwrikbare piketpalen dienen. We horen twee eminente kunstenaars die zich de interpretatieve vrijheid veroorloven waar deze liederen om vragen, nee, om sméken. Ze gelóven in Medtners liedkunst en iedere ademtocht, iedere instrumentale nuance getuigt ervan. Medtners bewondering voor de dichtkunst van Goethe en Heine, gevoegd bij die van de reeds genoemde Duitse componisten, straalt als het ware van deze liederen af, maar vergist u zich niet: het typisch Russische idioom is er wel degelijk, de waaier aan sfeertekening is die van het onbereikbare vaderland. Dat is in deze vertolkingen een niet minder wezenlijke factor. Een subliem recital, maar laat ik daarbij evenmin het aandeel van opnametechnicus Frerik de Jong vergeten, die het in de Schiedamse Westvestkerk tot in de puntjes heeft vastgelegd. Niet minder belangrijk: het aandeel van pianotechnicus Charles Rademaker die de vleugel (ik vermoed een Steinway D) in perfecte staat heeft gebracht én gehouden. Wat moet het héérlijk zijn geweest om op dit prachtige instrument te spelen! index |
|