CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2019 |
Wat zo bijzonder is aan de Tsjechische muziek is dat zij zich in het grensgebied bevindt tussen het Westen en het Oosten en dat daarin meerdere elementen volmaakt samenkomen: het klassieke, gecultiveerde, Slavische, folkloristische, diepgaande en zwaarwichtige, maar ook het folkloristische. De Westerse mineur-majeur esthetica die zich verbindt met de onregelmatige polsslag van het Oosten, wat bij de ene Tsjechische componist (Dvorák) weer anders verloopt dan bij de andere (Janácek en Martinu). Dat beeld dringt zich op bij dit nieuwe album: Dvoráks (enige) Pianoconcert versus Martinu's Vierde pianoconcert. Staat dat van Dvorák vanuit stilistisch perspectief vrij dicht bij dat van Tsjaikovski, maar ook Brahms, is dat van Martinu uit geheel ander hout gesneden. Martinu schreef het Vierde pianoconcert (dat de titel 'Incantation' ofwel 'Bezwering' meekreeg) in 1956, drie jaar voor zijn dood. Daarmee behoort het tot zijn laatwerk. Het is een merkwaardig stuk dat subliem laveert tussen regelrechte fantasie en feilloos uitgewerkte architectuur. Het vraagt nogal wat van solist en dirigent om het werk interpretatief dusdanig gestalte te geven dat het niet ten onder gaat aan de veelheid van ideeën en de transities die daarmee verband houden. Twee Tsjechen en een Duits orkest hebben het heft dienaangaande stevig in handen en laten niet los. Het effect laat zich raden: een overrompelende uitvoering. Dvoráks Pianoconcert vraagt om een geheel andere benadering, diep geworteld als het is in het romantische idioom. Het merkwaardige is dat wie de partituur erbij neemt, duidelijk kan zien dat het aan de solist zeer hoge eisen stelt, terwijl dat al luisterende nu juist niet zo duidelijk naar voren komt. Dan lijkt het vaak zelfs eenvoudig, wat echter bedrieglijk is. Vreemd is ook dat het qua populariteit duidelijk moet afleggen tegen het - in die volgorde - cello- en vioolconcert. Terwijl er ook voor de dirigent en het orkest juist veel in dat Pianoconcert te beleven is. De symbiose tussen het solo-instrument en de fraai uitgewerkte orkestpartijen is net zo fascinerend als de grote contrasten dat zijn. Het orkest uitsluitend in een min of meer begeleidende rol? Vergeet het maar! Zowel Ivo Kahánek (1979) als Jakub Hrusa (1981) hebben dat zeer goed begrepen. Als het begrip 'modelvertolking' op zijn plaats is, dan toch wel hier. index |
|