CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2021

Martin: Vioolconcert - Esquisse pour Orchestre

Svetlin Roussev (viool), Orchestre de Chambre de Genève o.l.v. Arie van Beek
Claves 50-317 • 46' •
Opname: januari 2020, Studio Ernest Ansermet, Genève

   

Het slechte nieuws is dat de in Naarden gevestigde Frank Martin Stichting op zijn laatste benen loopt. Na het overlijden van Martins tweede echtgenote, de fluitiste Maria Boeke (1915-2017), de tot op zeer hoge leeftijd ongekend energieke kracht achter de conservering van zowel zijn oeuvre als de villa (tevens documentatiecentrum) aan de Bollelaan, lijkt nu toch echt het doek over de stichting ondanks alle goede bedoelingen van haar opvolger te vallen. Het goede nieuws is dat de muziek van Frank Martin gelukkig nog springlevend is, al kan er wat de uitvoeringen betreft best nog wel een tandje worden bijgezet.

Zelf heb ik menig uur in de villa doorgebracht (Martin woonde er vanaf 1956 tot zijn dood op 21 november 1974), vrijwel onaangetast door de tijd, met het interieur op de begane grond nog precies zo zoals het was op Frank Martins laatste levensdag. Het deed me herinneren aan iets soortgelijks in de Weense woning van Alban Berg, waar Helene Berg werkelijk álles in de originele staat had gelaten en waar ik mij alweer lang geleden, ergens eind jaren zeventig, tijdens mijn bezoek in een woon- en werkkamer uit de jaren dertig waande.

Martin had nog kort voor zijn dood bezoek ontvangen en hij had nog intensief gewerkt aan wat zijn laatste werk zou worden: de cantate ‘Et la vie l'emporta'. Hoe toepasselijk die titel: het leven dat als het ware wordt weggedragen. Een werk van bescheiden omvang, gezet voor alt, bariton, kamerkoor en kamerensemble dat noodgedwongen onvoltooid moest blijven, maar door een goede vriend, Bernard Reichel, alsnog kon worden voltooid om later door het Weense Universal Edition te worden uitgegeven. En dan te bedenken dat de componist eerst nog een andere titel in gedachten had: ‘De Profundis at Lucem', van de duisternis naar het licht.

Van de duisternis naar het licht. Het doet denken aan het voorjaar van 1945, als Martin voor het eerst Rembrandts grootste en meest dramatische prent onder ogen krijgt: ‘De Drie Kruisen' (1653). Het beeld is bekend, met Jezus aan het kruis op Golgotha. Grote banen fel licht splijten de duisternis die over het ganse land is gevallen (gedachtig Lucas 23: 44-49). Rembrandts visie op de kruisdood is strikt helder: de lichtstraal vestigt de aandacht niet alleen op Christus, maar ook op de beide moordenaars die tegelijkertijd met hem waren gekruisigd, en met hen tevens op de omstanders.

Het is deze dramatische voorstelling die de voornaamste inspiratiebron vormde voor Martins oratorium ‘Golgotha', het enige belangrijke werk van Martin dat zonder opdracht werd gecomponeerd:

'Depuis que j'avais vu ces eaux-fortes, j'étais positivement hanté par l'idée de réaliser, selon mes moyens, une image de la Passion. J'aurais voulu pouvoir concentrer tout ce drame, terrible et magnifique, dans une œvre très brève, comme Rembrandt l'avait fait dans son modeste petit rectangle de papier. Bien vite, pourtant, je compris qu'une œvre musicale a d'autres exigences qu'une gravure, ou même qu'une poème. Force me fut bien d'en venir à l'idée d'un oratorio qui, par ses dimensions mêmes, puisse créer le cadre et l'atmosphère nécessaires à l'expression d'un tel sujet.'

Het idee van duisternis naar licht heeft Frank Martin tot aan het einde van zijn leven gefascineerd. Zoals Maria Martin mij eens zei dat voor hem het licht uiteindelijk belangrijker was dan de duisternis.

Een andere fascinatie betrof Shakespeare's ‘The Tempest', waarvan de weerslag we terugvinden in Martins gelijknamige opera ‘Der Sturm' en in ‘Cinq chants d'Ariel' voor koor a capella. Ook het op dit nieuwe album vastgelegde Vioolconcert draagt er de duidelijke sporen van, geïnspireerd als Martin in die tijd werd door het natuurgeweld (feitelijk eveneens een proces van licht naar duisternis en omgekeerd), de voortdurende aanwezigheid van de zee. Haar schoonheid en eeuwige ritme, maar ook de dreiging die van haar uitgaat: ze fascineerden hem diep.

Maar is het wel een vioolconcert in zijn ware betekenis? Martin lijkt toch vooral te hebben gedacht aan het beproefde klassieke symfonisch model. Conventioneel van opzet hebben de drie delen (Allegro-Andante-Presto) echter wel degelijk de kenmerken van een concerto, zij het dat de rol van het solo-instrument conceptueel is ingebed in de streng klassieke vormgeving, waarbij de speltechnische mogelijkheden van de viool volledig worden uitgebuit en de solist naar hartenlust kan schitteren.

Anders is het gesteld met het aanvullende werk, ‘Esquisse pour orchestre', gecomponeerd in 1920. Later hechtte hij, de uiterst strenge criticus van zijn eigen werk, er nauwelijks nog belang aan. Misschien was dit oordeel wat al te streng, want het boeiende instrumentale kleurenspel houdt de aandacht evengoed gevangen als de verrassende (de talloze onverwachte maatwisselingen!) en virtuoze, maar zeker ook dromerige sfeer waarin het werk is gehuld. Het stuk luidt tevens het afscheid in van de Duits-Oostenrijkse Laatromantiek, al is - anders dan in het progressief getoonzette Vioolconcert - van de vrije tonaliteit volgens het concept van Schönberg en Webern geen enkele sprake. Het persoonlijk stempel van Martin op deze muziek is evenwel onmiskenbaar.

De Bulgaarse violist Svetlin Roussev blijkt een uitstekende pleitbezorger voor Martins Vioolconcert. Hij weet het zowel ingenieuze als bijzondere karakter ervan fraai uit te lichten, zijn spel is contrastrijk en gepassioneerd, maar ook verinnerlijkt, de opzet breed maar spannend, toonvorming, articulatie en frasering getuigend van bereikt meesterschap, eerder klassiek en koel dan somptueus romantisch. Het zijn de typische eigenschappen waarmee het werk het beste is gediend. Spontaniteit en souplesse gaan bij hem hand in hand, enerzijds toont hij zich prozaïsch en kwetsbaar, anderzijds energiek en indringend.

Dat brengt me tevens op de opmerkelijke rol van de Rotterdammer Arie van Beek die, hoewel ook actief in eigen land, zoals zoveel Nederlandse dirigenten een bloeiende carrière in het buitenland opbouwde. Zo was hij van 1994 tot 2010 chef-dirigent van het Orchestre d'Auvergne en sinds 2011 bekleedt hij deze positie bij het Orchestre de Picardie en vanaf 2013 bij het Kamerorkest van Genève. Er heerst een inspirerende wisselwerking tussen solist en dirigent, er wordt over en weer vloeiend gemusiceerd, maar er is gelukkig ook volop aandacht voor de ritmische pregnantie die de componist erin heeft gelegd. Het geacheveerde samenspel past bij de opwindende en op sommige punten zelfs uitdagende lezing die op alle fronten klasse uitstraalt, een beeld dat zich voortzet in de zeer geslaagde vertolking van ‘Esquisse'. De opname laat ieder detail onaangetast en blinkt uit in sonoriteit.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links