CD-recensie
© Aart van der Wal, oktober 2022 |
Het Duitse impresariaat Pro Classics heeft met de in Hannover geboren pianist Aurel Dawidiuk (hij werd onlangs 22) een groot muzikaal talent in huis. Dat blijkt tenminste uit dit album, wat mij betreft altijd een betere maatstaf dan muziekprijzen hier en daar. Of menige danig opgeklopte biografie (waarop zelfs het meest vluchtige masterklasje wordt vermeld). Het is daarom een goede gewoonte: niks lezen, eerst alleen luisteren. Zo ook naar het pianospel van Dawidiuk in dit Bach/Liszt-programma. Bachs uit zeven, zeer beeldende miniaturen samengestelde Capriccio BWV 992 (het stuk wordt waardig afgesloten met een korte fuga: ‘all'imitazione di Posta') kent een leuke subtitel: ‘sopra la lontananza del fratello dilettisimo', ofwel de geliefde broer die op reis gaat. Met enige fantasie kan het enigszins als vroege voorloper worden gezien van Beethovens Pianosonate op. 81a (met daarin het vertrek, de afwezigheid en de weer vrolijke thuiskomst van aartshertog Rudolph als hoofdmotief), al moeten we het in het Capriccio zonder het weerzien stellen. Bach componeerde het werkje waarschijnlijk in 1704, het jaar waarin zijn broer Johann Jakob. ondanks alle mogelijke tegenwerpingen en tegen de goedbedoelde adviezen in van familieleden, vrienden en bekenden, toch in krijgsdienst was gegaan. Maar anders dan in het boekje wordt vermeld sloot hij zich niet aan bij het leger van de koning van Zweden, Karel XII, maar bij dat van Saksen, dat samen met de legers van Rusland, Denemarken/Noorwegen, Polen/Litouwen en – zij het kortstondig – zelfs onze Republiek, in de Grote Noordse Oorlog de Zweedse legerschare niet alleen onder de duim wist te houden, maar na ruim twintig jaar, in 1721, eindelijk de overwinning kon uitroepen. Waarna Rusland als de nieuwe grootmacht gold en in de door de vele vaarroutes zo belangrijke Oostzee het voor het zeggen kreeg en al snel daarna een hoofdrol zou gaan spelen in de Europese politiek. Terwijl Zweden alleen maar de diepe wonden mocht likken. Voor ons is het Capriccio, los van de aanleiding, een kostelijk muzikaal souvenir. De vier duetjes BWV 802-805 zijn een passend opstapje naar Bachs Fantasie en Fuga in c, BWV 906 dat door de pianist zelf werd voltooid (wat hij uitstekend heeft gedaan en het nodige zegt over zijn kennis van de muziektheorie). Het is nooit duidelijk geworden waarom het stuk onvoltooid is gebleven. Er zijn twee handschriften van overgeleverd: het ene met alleen de fantasie en het andere met alleen de onvoltooide fuga. Onduidelijk is ook wanneer het stuk precies is gecomponeerd, al moet het aan de hand van handschrift en papierkenmerken wel tijdens Bachs verblijf in Leipzig zijn geweest. Misschien goed om te weten dat dit tevens een van zijn laatste composities is in het genre preludium en fuga. Aan Liszts Variaties S 180 uit 1862 ligt een ‘Seufzer', een bekend stijlkenmerk uit de Barok, ten grondslag, hier afkomstig uit Bachs cantate ‘Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen' BWV 12. De term Variaties doet het stuk overigens niet voldoende recht, want het door Liszt gekozen model heeft alle kenmerken van de door Bach (en andere tijdgenoten) vaak gebruikte passacaglia, met in S 180 de dalende lamento-bas en zijn omkering die obstinaat door het werk trekt, totdat Liszt de vorm loslaat om een vrijere behandeling mogelijk te maken. De opdoemende diepe treurnis vloeide ongetwijfeld voort uit het verlies van Liszts dochter Blandine, die op 11 september 1862, nog geen drie jaar na haar jongere broer Daniel, was gestorven. Aan het slot wijkt de chromatiek voor een citaat uit het slotkoraal van Bachs cantate ‘Was Gott tut, das ist wohlgetan' BWV 99, waarna het doek in troostende diatoniek valt. Het B-A-C-H thema had en heeft voor menige componist grote aantrekkingskracht omdat het zich uitstekend leent voor zowel kwintprogressie en ostinato-bas als voor canon, ricercare of fuga. Niet verwonderlijk dus dat de lijst van composities lang is: ik noem hier slechts het Concerto piccolo über B-A-C-H van Arvo Pärt uit 1964. Een sterk aspect van Dawidiuks spel in de Variaties van Liszt is dat de verschillende romantische en barokke stijlelementen al naar gelang het discours elk afzonderlijk gestalte krijgen of juist samenkomen, wat leidt tot zowel fascinerende metamorfose als symbiose. Dankzij deze uit de vorm voortvloeiende gedaanteverwisseling ontstaat het beeld van Bach in romantische kledij en Liszt in barokke uitmonstering. In B-A-C-H, maar ook in de overige werken treft Dawidiuks technische onberispelijkheid en zijn beheersing van de onderliggende structuur in relatie tot de expressie. Zoals er ook een knap evenwicht is tussen lamento en distantie, lichtheid en zwaarwichtigheid. Al met al een boeiend, kleurrijk en verbeeldingsvol recital, dat ook nog eens fraai van klank is. index |
|