CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2008 |
||||
Liszt: La lugubre gondola (bewerking voor blazers, viool, cello, contrabas en slagwerk). O Traurigkeit (bew. Geert van Keulen). Nederlands Blazers Ensemble. NBE Live NBECD021 • 51' • (Live-opname 28-10-2007, Nieuwe Kerk, Den Haag). Ach, moet het NBE hebben gedacht, Liszt (1811-1886) heeft zelf ook een groot aantal stukken van anderen bewerkt (variatiewerken, transcripties en operaparafrasen), dus waarom zouden we een aantal componisten geen opdracht geven om hun creativiteit los te laten op een aantal van zijn late pianostukken? Ze zijn op deze cd samengevoegd onder de verzameltitel La lugubre gondola, het pianostuk waarin de zwart omfloerste gondel centraal staat waarmee het stoffelijk overschot van zijn schoonvader, de componist Richard Wagner over het Venetiaanse Grand Canal naar het station werd overgebracht, voor de reis naar zijn laatste rustplaats (hij zou uiteindelijk vlakbij de villa Wahnfried in Bayreuth worden begraven). Wagner was op 13 februari 1883 in het aan het Grand Canal gelegen Palazzo Vendramin na een fikse ruzie (de zoveelste) met zijn Cosima aan een hartaanval overleden. Het programma wordt door twee verschillende thema's beheerst: Muziek over Muziek (Liszt in zijn rol van spectaculaire bewerker) en de Late Liszt, in zijn levensavond, wanneer so(m)berheid troef is en hij zijn frak voorgoed heeft verruild voor de monnikspij. Hij is dan vervuld van meditatie en contemplatie, en schrijft muziek die eerst tegen de grenzen van de tonaliteit schuurt om die dan vervolgens te ontstijgen (een subliem daarvan is de Bagatelle sans tonalité). Het symboliseert Liszts werkelijke laatste 'années de pèlerinage', het einde van zijn lange pelgrimstocht, die hem van het uiterlijke naar het innerlijke voerde, van het verbluffende en overdonderende naar het religieuze verstillen. De orkaan is uitgewoed om plaats te maken voor de milde bries van de beschouwende ouderdom, waarin God centraal staat. De Parijse dames van weleer die tijdens zijn opzienbare concerten aan zijn voeten lagen hebben plaatsgemaakt voor de stilte binnen de besloten kloostermuren, waar de abbé Liszt zijn tot op het bot uitgebeende doodsmuziek schrijft. Zo klinkt het ook, als een dodendans, die barcarolle, zijn La lugubre gondola. De bewerkingen Liszt heeft met zijn vele transcripties (o.a. van een groot aantal Schubertliederen) bewezen dat hij als het ware in de huid van zijn collega-componist kon kruipen, diens muziek zodanig kon analyseren dat er bijna nieuwe muziek uit ontstond. Muziek over muziek, in de beste betekenis van het woord. Maar het waren wel - een uitzondering daargelaten, zoals Schuberts Wanderer Fantasie die hij de karakteristiek van een mini pianoconcert gaf - pianobewerkingen. We kunnen vanuit onze gemakkelijke leunstoel het origineel en de bewerking naast elkaar leggen en ons daarover een goed oordeel vormen. Wat we dan bemerken (alsof we dat niet reeds lang wisten!) is dat de piano een buitengewoon fijnmazig instrument is om de meest uiteenlopende stemmingen weer te geven, wat alles te maken heeft met de onuitputtelijke kleuringsmogelijkheden in hun gevarieerde samenhang zoals die zich zowel horizontaal (melodie) als verticaal (harmonie) ontvouwt, uitwaaiert. Alleen al zoiets simpels als de droogstoppelige albertibas sjablone wentelt zich in welvarende rijkdom in combinatie met de daarboven zwevende melodie. De linkerhandpartij in het openingsdeel van Beethovens Mondschein is op zichzelf beschouwt niet echt interessant, totdat de melodie in de rechterhand verschijnt en zich een ware metamorfose voltrekt.
Liszt kende all denkbare fijne kneepjes van de piano, zowel in mechanisch als in muzikaal opzicht. Voeg daarbij zijn enorme verbeeldingskracht en voilà, daar valt het allemaal op zijn plaats. Lisztz, evenzeer groots in het kleine. Voor mij is het een uitgemaakte zaak dat de vertaalslag naar hout- en koperblazers een onvoorstelbaar lastige, zo niet onmogelijke opgave is. Dat moeten de bewerkers ook hebben gedacht, want er verschijnt ook een viool, een cello, een contrabas en slagwerk ten tonele. Dat neemt allemaal niet weg dat degenen die de muziek van Liszt in haar oorspronkelijke gedaante goed kennen, behoorlijk veel moeite met deze bewerkingen kunnen hebben. Het is niet eenvoudig een eenmaal in het geheugen vastgelegd klankpatroon zomaar in te wisselen tegen een volkomen ander idioom. De vier componisten die zich aan deze klus hebben gewaagd kunnen in ieder geval terugzien op een geslaagd project, want het staat buiten kijf dat zij van deze transformatie het beste hebben gemaakt. Zo klinkt het althans, deze Death in Venice assemblage. De opname, door de NPS gemaakt tijdens het live-concert op 28 oktober 2007 in de Haagse Nieuwe Kerk, had mogelijk een fractie scherper geprofileerd kunnen zijn, maar het instrumentarium (fluit, hobo, hobo d'amore, althobo, Es-klarinet, basklarinet, fagot, contrafagot, hoorn, trompet, bastrombone, viool, cello, contrabas en slagwerk) staat er kleurecht op. Niemand hoeft verder te malen over een paar speloneffenheden. Het lééft tenminste, het gehele ensemble gaat er met het volle gepak tegenaan. Ook in expressief opzicht is dit een topensemble (dat was altijd al zo). Wat ik had kunnen missen is het klotsende water tussen de stukjes, wat alles te maken heeft met de toen getoonde videoprojectie, maar die hebben we thuis nu eenmaal niet. Misschien was het beter geweest om de pauzestukken op te vullen met alleen maar het akoestisch beeld van de zaal met publiek. Hoe 'live' het is blijkt trouwens wel uit een van de grootste nadelen van het vaderlandse concertbedrijf: die verschrikkelijke hoesters. Tweemaal worden we opgeschikt door een rochelaar. En die goede man (of vrouw) keert natuurlijk steeds weer terug... index | ||||