CD-recensie

 

© 2003 Aart van der Wal

 

Liszt: Eine Faust-symfonie.

Hans Peter Blochwitz (tenor), Hongaars Radiokoor, Budapest Festival Orkest o.l.v. lván Fischer.

Philips 454460-2 • 74'

Liszt: Dante-ymfonie - Evocations á la Chapelle Sixtine.

Nederlands Philharmonisch Koor en Orkest o.l.v. Hartmut Haenchen.

Capriccio 10736 • 66' •


We mogen ons gelukkig prijzen dat vrij kort na elkaar deze belangwekkende uitgaven verschenen van Liszts twee belangrijkste Tondichtungen met symfonische allure. De Faust-legende en dan vooral Goethe's magistrale zetting ervan heeft in de vorige eeuw menige componist ertoe aangezet om alle romantische registers open te trekken. Met name Berlioz, Gounod, Spohr en Liszt vonden in de verschillende karakterbeelden van Goethe's Faust alle noodzakelijke ingrediënten voor de meest uiteenlopende en niet zelden fel realistische klankschilderingen. Interessant is dat Fischer koos voor de vastlegging van de twee verschillende versies van het slotdeel. Track 4 bevat het oorspronkelijke, uitsluitend orkestraal gedachte slot, track 5 de koorfinale met het Chorus Mysticus op tekst van Goethe. Fischer laat de luisteraar dus de keuze. De puur orkestrale afsluiting is overigens geheel in de geest van Wagner die eens opmerkte dat de koorfinale niet paste bij de voorafgaande delen. "...Desto grösser jedoch war mein Leid später erfahren zu müssen, dass der von mir so besonders dankbar empfundene, zarte Schluss in einer mehr auf das Prunkende hinauslaufende Weise, durch den Eintritt von Chören umgeändert wurde." Fischer merkt in de in het boekje afgedrukte toelichting terecht op dat de naadloze symfonische symmetrie van de drie voorafgaande delen door een koorfinale wordt verbroken (wat overigens wat hem betreft geen waardeoordeel inhoudt). We vinden dit ook bij bijv. Beethovens Negende en Mahlers Tweede. In de eerste (dus geheel orkestrale) versie sluit het resignerende slotdeel met nog vage reminiscenties aan Gretchen volmaakt aan op de heroïeke en demonische elementen in deel 1 (Faust) en 3 (Mefistofeles) en het kamermuzikaal gehouden middendeel (Gretchen) soave con amore, een groots Lied van de Liefde. In het vierde en laatste deel is er dan uitsluitend nog die in pure muzikale poëzie ondergedompelde herinnering aan Gretchen als volmaakte afsluiting. Zó bezien doet de koorfinale enigszins als een Fremdkörper aan. Fischer levert een vertolking af die naast een hoog voltage blijk geeft van goed gekozen tempi, nauwgezette fraseringen en een perfect oor voor de dynamische verhoudingen en timing binnen de gegeven vorm. De typisch symfonische motieven worden vanuit het goed doordachte totaalconcept uitgewerkt. Dit alles leidt onontkoombaar tot een bijna voelbaar hechte structuur met uitgesproken grandeur. Daarmee komt Fischer dicht bij mijn favoriet Beecham (EMI). Het Budapest Festival Orchestra speelt de sterren van de hemel (dat wisten we alvan de Bartók-vertolkingen onder Fischer) en is de koorbijdrage in de alternatieve finale is van uitstekend gehalte, maar het bescheiden aandeel van Hans Peter Blochwitz werpt helaas toch een smet op het geheel. Liszt maakt het met ongemakkelijke liggingen de tenor zeker niet gemakkelijk, maar dat rechtvaardigt nog niet de flakkerende vocalen van Blochwitz (track 5, vanaf 10:10).

De Dante-symfonie is eveneens een compostie van uitersten, met een wel erg realistische schildering van de hel en het vagevuur uit Dantes Divina Commedia. We vinden hier enigszins de parallel met de finale van de Faust-symfonie, omdat Liszt ook voor de Dante-symfonie een monumentale koorfinale als bekroning zag, ditmaal als uitbeelding van het Paradijs. Wagner vond dat geen goed idee "omdat het Paradijs muzikaal niet valt uit te drukken." Liszt sloeg de (wijze?) raad niet in de wind en concipieerde in plaats daarvan na de orkestdelen Inferno en Purgatorio het afsluitende esoterische Magnificat met vrouwenkoor dat in de laatste maten in het niets oplost. Daarnaast is er nog een door Liszts levensgezellin Carolyne Wittgenstein hem later ingegeven, effectvolle afsluiting in fortissimo die echter in deze uitgave niet is opgenomen. Haenchen beheerst dit idioom tot in de vingertoppen, waaraan zijn grote opera-ervaring ongetwijfeld mede debet zal zijn geweest. Hij legt in het openingsdeel de complexe vierdelige sonatevorm met groot vakmanschap bloot en werkt het centrale thema `wie hier binnentreedt laat alle hoop varen' in zinderende spanningsbogen uit, daarbij geholpen door het geïnspireerd spelende orkest dat in deze live-uitvoering geen steken laat vallen die het luisterplezier in de weg staan. Twee van de vele hoogtepunten zijn de tragiek van het verloren geluk van Francesco da Rimini en Paolo en het werkelijk sardonische scherzo waarin het hoongelach echt weerklinkt. In het Purgatorio is de troefkaart vooral de lamenterende, berouwvolle fuga die fraai wordt ingeleid door liggende majeur-drieklanken. In het Magnificat zorgt de ingehouden bijdrage van het vrouwenkoor tot een weldadige afsluiting van dit grootse werk.

De Evocations à la Chapelle Sixtine waren oorspronkelijk als orgelwerk geconcipieerd onder de indruk van Liszts verblijf in Rome in 1862. Later volgde een bewerking voor orkest. De belangrijkste elementen zijn Allegri's Miserere en Mozarts Ave verum corpus die door Liszt zowel letterlijk worden geciteerd als van een duistere en klagende chromatiek worden voorzien. Meditatieve pianissimi dragen mede de grote expressieve reikwijdte van dit opus. In de handen van Haenchen is ook deze live opgenomen uitvoering een welkome bijdrage aan de discografie. De opnamen zijn een van de meest geslaagde in de Capriccio-reeks van dit orkest, maar neigt in de Dante-symfonie af en toe naar vervorming (bijv. track 1, vanaf 2:15). Laat dit u echter niet van de aanschaf van deze muzikaal waardevolle uitgaven afhouden!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links