CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2025 |
Mijn eerste indruk van dit album – en toen had ik er nog geen noot van gehoord – betrof de samenstelling van het programma: Ligeti's Vioolconcert, het Concert Românesc en Pianoconcert, met daartussen ‘geweven' de deeltjes III en V (voor twee violen, altviool en cello) uit Kurtágs Aus der Ferne. Waarom dan niet tevens de resterende deeltjes I, II en IV (voor piano), als schone taak voor Jean-Frédéric Neuburger? Die hadden er zowel qua tijdsduur als idiomatisch gemakkelijk bij gekund. Niet dus. Dan maar het boekje geraadpleegd, waar ik op dit punt niet wijzer van werd. Het is bij het strijkkwartet gebleven en daarmee moeten we het doen. Een gemiste kans wat mij betreft. György Ligeti (1923-2006) en zijn drie jaar jongere landgenoot György Kurtág (hij componeert nog steeds, al moest hij in oktober 2019 verder zonder zijn geliefde Márta, met wie hij zoveel muziek had gedeeld) ontmoetten elkaar voor het eerst in september 1945 in Boedapest, waar ruim de helft van de joodse bevolking was uitgeroeid en niet alleen in de hoofdstad een chronisch tekort was aan voedsel en onderdak. Die ontmoeting, op het trefpunt van de Franz Liszt Muziekacademie, leidde tot een hechte vriendschap die mede was ingegeven door hun gedeelde, traumatische ervaringen, maar ook door wat ze verder nog gemeenschappelijk hadden: intellect en artistieke affiniteit. Dat laatste gold hun sterk ontwikkelde gevoel voor vorm en inhoud, klankkleur en precisie, eigenschappen die – zij het stilistisch zeer verschillend – in hun muziek een prominente plaats innemen. In kwalitatief opzicht doet hun muziek niet voor elkaar onder. Dat Ligeti al vrij spoedig in zijn loopbaan veel meer internationale bekendheid verwierf dan Kurtág hield geen verband met de kwaliteit van hun werk, maar alles met Kurtágs teruggetrokken bestaan (wat eigenlijk nooit is veranderd). Ligeti noemde Kurtág ooit ‘mijn enige werkelijke geestverwant', terwijl Kurtág op zijn beurt verschillende stukken aan zijn beroemder landgenoot opdroeg en met diep respect over hem sprak. Na de dood van Ligeti droeg Kurtág zijn In memoriam György Ligeti voor piano vierhandig (uit Játékok IX), aan hem op. Het lot van Ligeti, die tijdens de Holocaust een groot deel van zijn familie verloor, bleef Kurtág bespaard, hoewel zijn jeugd in het Roemeense Lugoj, maar ook daarna sterk werd beïnvloed door de nasleep van de oorlog. Ligeti voelde zich, evenals Kurtág, weliswaar sterk verbonden met de avant-garde, maar ging daarin toch zijn eigen weg, zonder zich ook maar in de geringste mate te laten insnoeren door een bepaalde stijl of esthetiek. Zijn kindertijd kenmerkte zich door zijn fascinatie voor mechanische geluiden en gebrekkig functionerende apparaten, een karakteristiek diewe zonder enige reserve in veel van zijn muziek terughoren. In Geörgy Ligeti, Music of the Imagination, door Richard Steinitz (verschenen bij Faber & Faber, Londen) wordt in het hoofdstuk ‘The Watershed of 1960' uitvoerig stilgestaan bij Ligeti's avant-gardistische periode en waarvan de creatieve uitkomsten menigmaal tot kritieke geluiden aanleiding gaven. En dit ondanks meesterwerken als Atmosphères, Melodien, Requiem, Lontano, Aventures, Le grand macabre, enz. Muziek die in sommige kringen zelfs werd betiteld als ontwrichtend, ja zelfs verwoestend. De tand des tijds, met al zijn negatieve connotaties, heeft ook iets positiefs opgeleverd: de geleidelijk gegroeide waardering voor niet alleen het vooruitstrevende werk van Ligeti, maar ook van Kurtág. Dit mede dankzij musici die zich er met volle overgave voor hebben ingezet. waarbij ik in eerste instantie denk aan het geweldige Ligeti-project van Reinbert de Leeuw. Maar nu dan deze nieuwe uitgave, waarvan - afgezien van mijn kritiek op het ontbreken van de genoemde deeltjes uit Aus der Ferne - gerust mag worden gesproken van een topproductie waarin werkelijk álles (en dat is véél) volmaakt op zijn plaats valt. Idiomatischer vertolkingen kan ik mij werkelijk niet voorstellen; en dan ook nog gevat in een werkelijk schitterende opname die geen detail onbelicht laat, maar tevens uitmunt in sonoriteit en balans. Dan nog een het een en ander omtrent onder meer de cadens in het Vioolconcert. Ligeti liet die over aan de vertolker, met als verklaring dat dit paste bij zijn idee van vrijheid en individualiteit ten aanzien van de uitvoering van het gehele werk. Vandaar dat Isabelle Faust en Oscar Strasnoy zich erover hebben ontfermd, in navolging van respectievelijk Patricia Kopatchinskaja, Carolin Widmann en Philippe Manoury. Er bestaat ook een referentie-opname: die van de inmiddels 95-jarige Saschko Gawriloff uit 1993, aan wie Ligeti het werk opdroeg; zij het dat van een vrije of improvisatorische cadens in diens vertolking nog geen sprake was. Voor het eveneens vijfdelige Pianoconcert componeerde Ligeti wél alle cadenzen. Het van grote virtuositeit doordrenkte stuk vraagt om uiterste precisie van niet alleen de solist en laat zich alleen al daardoor buitengewoon lastig realiseren. Anders dan in het Vioolconcert heeft hij zijn ideeën tot in het kleinste detail erin vastgelegd. index |
|