CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2006

 

Lassus: Hieremiae Prophetae Lamentationes.
(Klaagliederen van Jeremia).

La Chapelle Royale o.l.v. Philippe Herreweghe.

Harmonia Mundi HMC 901299 • 75' •

 

 

 


De grote bijbelse profeet Jeremia was de zoon van de priester Chilkia en werd geboren in Anatot, niet ver van Jeruzalem, tussen 650 en 645 v.C. Hij was een moedig man die bijna een halve eeuw lang zijn sombere maar helaas pijnlijk juiste visie op het verval van het rijk verkondigde en de ondergang van Jeruzalem voorspelde. Zijn waarschuwingen en vermaningen maakten hem gehaat en vervloekt, en vervolging was zijn deel. Toen Jeruzalem door de horden werd veroverd zat hij in de gevangenis, waar hij door koning van de Chaldeeën, Neboekadnessar II, werd bevrijd. Na zijn vrijlating bleef Jeremia zijn land trouw, maar na de bloedige moord op stadhouder Gedalja werd hij door de wegvluchtende Judeeërs gedwongen om mee te gaan naar Egypte. Het bijbelboek Klaagliederen (Threni) bestaat uit vijf liederen over de verwoesting van Jeruzalem in 586 v.C., die worden toegeschreven aan Jeremia, hoewel er tussen 587 en 539 v.C. minstens drie auteurs bij betrokken zijn geweest

Vele componisten hebben bij de tekst van de Klaagliederen muziek gecomponeerd, van Morales, Victoria, Palestrina en Isaac tot Charpentier en Stravinsky, maar dus ook Roland de Lassus, Orlande de Lassus of, zoals hij door de Italianen werd genoemd, Orlando de Lassus (circa 1532-1594), was een van de belangrijkste componisten uit de zestiende eeuw en tijdgenoot van onder anderen Giovanni da (of eigenlijk Giovanni, of Giannetto Pierluigi) Palestrina (circa 1525-1594), de Italiaanse grootmeester van de polyfone kerkmuziek. Lassus en Palestrina zullen elkaar zeker hebben gekend, want in 1553 werd Palestrina benoemd tot maestro di cappella (kapelmeester) van de St.-Jan van Lateranenkerk in Rome als opvolger van Lassus.

Lassus werd in circa 1532 in het thans Belgische Mons (Bergen) in de Franstalige provincie Henegouwen geboren, waar hij mogelijk een koorknaap was in de St.-Nicolaaskerk, maar er niets om de legende te onderbouwen volgens welke hij door ‘talent scouts’ zou zijn ontvoerd vanwege zijn prachtige stem. Niettemin duikt hij op twaalfjarige leeftijd in Italië op (circa 1544) in de dienst van Ferrante Gonzaga, hertog van Mantua en vice-koning van Sicilië. Hij vergezelt zijn broodheer naar Sicilië en Milaan in de periode van 1546 tot 1549.

Hij werkte ook voor Constantino Castrioto in Napels waar hij mogelijk begon te componeren, daarna toog hij naar Rome waar hij zich bij het personeel van de aartsbisschop van Florence voegde en dus op 21-jarige leeftijd werd benoemd tot kapelmeester. Hij bleef daar echter slechts achttien maanden voordat hij terugkeerde naar Bergen en Antwerpen waar in 1555 en 1566 werken publiceerde.

Maar kort na zijn terugkeer daar kreeg hij de uitnodiging om de leiding van de hofkapel van de hertog van Beieren, Albrecht V op zich te nemen nadat hij daar als zanger was geëngageerd (1556). Hij trouwde daar ook in 1558 en hoewel hij rooms-katholiek was kreeg hij dus de leiding over de hofkapel in 1563 en diende hij de hertog en diens opvolger Wilhelm V ruim dertig jaar tot zijn dood. Hij consolideerde zijn positie door veel eigen werk te publiceren en vaak op reis te gaan, met name ook naar Wenen en Italië in de periode 1574-1579. In 1574 werd hij door de paus tot ridder van het gulden spoor benoemd.

Zijn correspondentie met Wilhelm is bewaard gebleven en is geschreven in een mengelmoes van talen en doorspekt met woordspelingen en ondeugende grappen. Hij komt daaruit naar voren als een spiritueel en hartelijk iemand, maar hij had ook een duisterder kant en leed in zijn laatste jaren aan zulke extreme depressies dat zijn componeren vrijwel tot stilstand kwam.

Sinds het midden van de zestiende eeuw kwam de uitdrukking musica reservata in zwang; van toepassing op die componisten die er alles aan gelegen lag om vooral de teksten die ze op muziek zetten hun volle betekenis te geven. Een tijdgenoot berichtte over Lassus, “dat hij de dingen uit de tekst zo levendig maakte dat ze echt voor ogen verschenen.” Hij maakte onder andere graag gebruik van chromatiek, waarbij het expressiegehalte van de muziek werd verhoogd door noten te gebruiken die buiten de toonaard waarin die muziek was genoteerd te gebruiken. Dat is vooral in zijn liederen en madrigalen te horen. Niet alleen gebruikte hij vrij extreme chromatische middelen, hij had ook een voorkeur voor declamatorische passages, vooral in zijn vroege werken. Later werd zijn stijl subtieler en kariger.

 

Aan productiviteit ontbrak het Lassus niet; hij schreef ruim tweeduizend werken in destijds vrijwel alle gangbare genres: missen, motetten, psalmen, hymnen, responsorische passies en wereldlijke muziek in het Italiaans, Frans en Duits. De meeste van zijn missen zijn zogenaamde parodiemissen, gebaseerd op motetten, chansons en madrigalen van hemzelf en anderen. Ongewoon is het grote aantal magnificats. Zijn laatste werk, Lagrime di San Pietro bestaat uit een buitengewoon krachtige reeks gewijde madrigalen waarin de strengheid en de intensiteit van de muziek ideaal samengaan met de helder poëtische verbeelding uit de tekst.

Zijn motetten omvatten didactische stukken, ceremoniële werken voor bepaalde gelegenheden, stukken op klassieke teksten, soms met een religieus karakter zoals Prophetiae Sibyllarum uit 1600 en verder liturgische items als offertoria, antifonen, psalmen en dergelijke. In Patrocinium musices uit 1573/6 bundelde hij vijf banden geestelijke muziek en na zijn dood gaven zijn zonen Ferdinand en Rudolph in 1604 nog zo’n bundel uit, Magnum opus musicum. Ook zij waren verbonden aan het hof in München.

De werken van Lassus werden in zijn tijd al bewonderd vanwege hun technische perfectie, hun schoonheid en hun retorische kracht. In zijn motetten combineerde de componist diverse nationale stijlen: de expressieve Italiaanse melodie, de elegante Franse tekstverwerking en de gedegen Duitse polyfonie. Dat alles verrijkt met Lassus’ verbeeldingsvolle tekstbehandeling.

In zijn wereldse muziek toont hij zich een kosmopoliet met een brede smaak. De madrigalen gaan van lichtgewicht villanella’s zoals Matona mia cara tot intens expressieve sonnetten als Occhi, piangete. Bij de chansons treffen we ‘ratelgezang’ zowel als overpeinzende, motetachtige bijdragen aan en ook de Duitse liederen hebben deels een godsdienstig loflied karakter of het gaat om liefdes- en ruige drinkliederen.
Zeker is dat Lassus door zijn veelzijdigheid en expressiviteit tot de grootste renaissancecomponisten behoort. Hij overleed in 1594 in München.

Uitvoering o.l.v. Philippe Herreweghe

Lassus heeft de dramatiek van de teloorgang van Jeruzalem in Lassus' in strenge motetstijl vormgegeven en zich daarbij gebaseerd op het strikte ritme van de doodsklacht, de qênâh, waarin elk van de helften van het vers door de cesuur worden verdeeld, diametraal kort en lang. In de eerste vier delen vormen de beginletters van ieder vers een acrostichon (lettervers waarvan de eerste letters van de opeenvolgende regels of strofen een naam, een woord of een zinsnede vormen). Ieder halfvers in de reeks van zes begint met de letter Aleph, dan Beth enz. Lassus bereikt bij een consistent en kristalhelder betoog een zeer hoge graad van dramatische retoriek door de vele gebeurtenissen (men zou dit de 'handelingen' en 'voorstellingen' in de Klaagliederen kunnen noemen) op verbluffend ingenieuze wijze muzikaal in te vlechten om aldus voor de toehoorders als geheugensteun te dienen. Het zijn technieken en stilistische middelen die grote tijdgenoten van Lassus, zoals Victoria en Palestrina, ook hanteerden.

De door Lassus gehanteerde stilistische strengheid sluit naadloos aan bij de poëtische zeggingskracht van de Klaagliederen, wat nog beduidend wordt versterkt door de bescheiden gehouden reikwijdte van de vijf stemmen en hun exploraties in met name de lagere registers. Dan wordt Lassus' de door hemzelf als 'gravita d'età' betitelde componeerwijze nog eens onderstreept door de consonante harmonie, die als een warm kleed rond de tot werkelijkheid geworden melodische abstractie is gedrapeerd. Niets lijkt hier verder weg dan de rusteloze polyfone chromatiek, waarmee Lassus experimenteerde en jongleerde. Het is alsof de Klaagliederen daadwerkelijk tot muziek zijn geworden, Lassus' muzikale retoriek ze naar een geheel andere dimensie van de verbeeldingskracht verplaatst, waardoor de pijnlijke betekenis van die oeroude teksten 'onder de kruisgewelven van een kloosterkerk in de vroege ochtendschemering' (Herreweghe) doordringt tot de ziel.

Herreweghes visie op deze grootse schakel van schoonheid is die van de waarneming van de tekst en de partituur naar de naar binnen gerichte aanschouwing, en de 'vertaling' daarvan naar klank en ruimte, de twee onafscheidelijke componenten die deze op zichzelf niets anders dan superieure muziek doen maken of breken. Het is de interpretatieve kunst van de openbaring van Lassus' 'gravita d'età', niets meer, maar ook niets minder. De teksten zijn even ondubbelzinnig als de muziek en de onverbrekelijke samenhang laat geen enkele ruimte voor van buiten opgelegde geestvervoering, maar al evenmin voor koele afstandelijkheid.

Het resultaat daarvan is dat de toehoorder, de tekst volgend, in dit meditatieve proces wordt betrokken, vooral ook dankzij de uitvoering die zo is gestileerd en geciseleerd dat het stemmenweefsel ons voortdurend doet beseffen dat deze elegie uit lang vervlogen tijden in feite tijdloos is en blijft, een wonderlijke mengeling van inventie, spaarzaamheid en expressie, die dankzij de heldere opname in al haar schoonheid vlekkeloos tot ons komt.

Met dank aan Jan de Kruijff voor de aanvullende biografische notities.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links