CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2020

La Vanità del Mondo

Klik hier voor de inhoudsopgave

Philippe Jaroussky (countertenor), Artaserse o.l.v. Yannis François (bas-bariton)
Erato 01178970 90295 • 73' •
Opname: juni 2020, RIFFX Studio 1, La Seine Musicale, Boulogne-Billancourt (F)

   

La vanità del mondo, de ijdelheid van de wereld, zo luidt de titel en is het centrale thema van dit nieuwe album van de Franse countertenor Philippe Jaroussky met 'zijn' net zo Franse ensemble Artaserse, waarvan de naam is ontleend aan de gelijknamige en tevens laatste opera van Leonardo Vinci (1690-1730) en waarin de lotgevallen van de Perzische koning Artaxerxes worden beschreven (met de kanttekening dat het libretto van Vinci's tijdgenoot Pietro Metastasio de geschiedenis niet op de voet volgt, maar dit terzijde).

De titel van deze uitgave vinden we terug bij La Vanità del Mondo van Pietro Torri (Brussel, 1706) op een libretto van Carlo Francesco Melchiori (track 10, de aria 'Esiliatevi pene funeste').

Er kan danig over worden gediscussieerd of het begrip 'ijdelheid' vanuit bijbels perspectief in dit geval wel zo treffend is. Wat zegt Van Dale over 'ijdelheid'? De synoniemen lijken strikt helder maar voor meerdere uitleg vatbaar: 'vergankelijkheid', 'nietigheid', 'pronkzucht', 'zelfingenomenheid', 'verwaandheid'. In het bijbelboek Prediker zegt Prediker: 'Alles is ijdelheid en najagen van wind; lucht en leegte; er is niets nieuws onder de zon'. Zo staat deze verre van optimistische boodschap al ééuwen in de vaderlandse bijbelteksten. Voor wie wat minder bijbelvast is laat ik een aantal tekstfragmenten hieronder volgen:

'Het zijn de woorden van de zoon van David, koning in Jeruzalem. IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker. Alles is ijdelheid. Welk voordeel heeft de mens van al zijn zwoegen, waarmee hij zich aftobt onder de zon? Het ene geslacht gaat en het andere geslacht komt, maar de aarde blijft altijd staan.

De zon komt op en gaat weer onder, hijgend ijlend naar de plaats waar zij opkomt. De wind gaat naar het zuiden en draait naar het noorden, aldoor draaiend gaat hij voort en op zijn kringloop keert de wind weer terug. Alle beken stromen naar de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats waarheen de beken stromen, daarheen stromen zij altijd weer.

Alle dingen zijn onuitsprekelijk vermoeiend; het oog wordt niet verzadigd van zien, en het oor wordt niet vervuld van horen. Wat geweest is, dat zal er zijn, en wat gedaan is, dat zal gedaan worden; er is niets nieuws onder de zon.

Is er iets, waarvan men zegt: Ziehier, dat is nieuw - het was er al in verre tijden, die vóór ons waren. Er is geen heugenis van de vorige tijden, en ook van de latere, die er zullen zijn, zal er geen heugenis wezen bij hen die nog later leven zullen.

Ik, Prediker, was koning over Israel te Jeruzalem; en ik zette mijn hart erop om na te vorsen en onderzoek te doen naar de wijsheid in alles, wat onder de hemel geschiedt. Dat is een kwade bezigheid, die God aan de mensenkinderen gegeven heeft om zich daarmee te kwellen.

Ik nam in ogenschouw alle daden, die onder de zon verricht worden, en zie: alles is ijdelheid en najagen van wind! Het kromme kan niet recht zijn en het ontbrekende kan niet geteld worden.

Ik zei bij mijzelf: Zie, ik ben groter en rijker in wijsheid geworden dan allen die vóór mij over Jeruzalem geregeerd hebben, en mijn hart heeft in overvloed wijsheid en kennis opgedaan; zo heb ik er mijn hart op gezet om wijsheid en kennis, verdwaasdheid en onverstand te leren kennen.

Ik heb ingezien, dat ook dit is najagen van wind. Want in veel wijsheid ligt veel verdriet, en als iemand kennis vermeerdert, vermeerdert hij smart.

Ik zei tot mijzelf: Welaan, ik wil u op de proef stellen door vreugde, verlustig u dus in het goede. Maar zie, ook dit is ijdelheid. Van het lachen moest ik zeggen: Het is dwaas; en van de vreugde: Wat werkt zij uit?

Ik stelde bij mijzelf een onderzoek in door mijn lichaam met wijn te verkwikken - terwijl mijn geest de leiding behield door de wijsheid - en het onverstand aan te hangen, totdat ik zou ontwaren, wat de mensenkinderen het beste kunnen doen onder de hemel gedurende de weinige dagen van hun leven.

Ik deed grote dingen: ik bouwde huizen, plantte wijngaarden, legde hoven en parken aan en plantte daarin allerlei vruchtbomen, ik groef watervijvers om daaruit een bos met jonge bomen te bevloeien; ik kocht slaven en slavinnen, en daar werden er ook in mijn huis geboren; ook had ik een talrijk bezit aan runderen en kleinvee, meer dan allen die vóór mij te Jeruzalem geweest waren; ik vergaderde mij ook zilver en goud, schatten van koningen en landschappen; ik verschafte mij zangers en zangeressen en dingen die de mensen bekoren, alle mogelijke genietingen.

Zo werd ik groter en rijker dan allen die vóór mij te Jeruzalem geweest waren; ondertussen bleef mijn wijsheid mij bij. En niets dat mijn ogen wensten, ontzegde ik ze, noch hield ik mijn hart van enige vreugde terug, ja, mijn hart verheugde zich over al mijn zwoegen, en dit was wat al mijn gezwoeg mij opleverde.

Toen ik mij nu wendde tot alle werken die mijn handen hadden gewrocht, en tot het zwoegen waarmee ik mij had afgetobd om die te volbrengen - zie, alles was ijdelheid en najagen van wind, en er is geen voordeel onder de zon.

En ik wendde mij om wijsheid benevens verdwaasdheid en onverstand in ogenschouw te nemen, immers, hoe staat de mens die de koning opvolgen zal, tegenover wat deze al gedaan heeft?

Wel ontwaarde ik, dat de wijsheid haar voordeel heeft boven het onverstand, zoals het licht zijn voordeel heeft boven de duisternis: de wijze heeft ogen in zijn hoofd, maar de dwaas wandelt in de duisternis; maar ik bemerkte ook, dat één lot hen allen treft, en ik zei bij mijzelf: Wat de dwaas wedervaart, wedervaart ook mij: waartoe ben ik dan zo uitermate wijs geweest?

Toen sprak ik bij mijzelf, dat ook dit ijdelheid is. Want er is nimmer enige heugenis van de wijze, zomin als van de dwaas, omdat in de komende dagen alles reeds lang vergeten is, en ach, hoe sterft de wijze evenzeer als de dwaas!

Daarom kreeg ik een afkeer van het leven, want kwaad scheen mij het werk, dat onder de zon geschiedt: het is alles ijdelheid en najagen van wind. Ja, ik kreeg een afkeer van al mijn zwoegen, waarmee ik mij had afgetobd onder de zon, daar ik het moet achterlaten voor de mens die na mij zijn zal, en wie weet, of hij wijs zal zijn of dwaas, en toch zal hij macht hebben over alles waarvoor ik gezwoegd heb en waarin ik wijs geweest ben onder de zon. Ook dit is ijdelheid.

Zo kwam ik ertoe zelf te vertwijfelen vanwege al het zwoegen, waarmee ik mij afgetobd had onder de zon. Want is er een mens, die zich voor iets aftobt met wijsheid en kennis en bekwaamheid, dan moet hij het als diens deel nalaten aan een mens, die zich daarvoor niet afgetobd heeft. Ook dit is ijdelheid en een groot kwaad.

Wat toch heeft een mens voor al zijn zwoegen en voor het streven van zijn hart, waarmee hij zich aftobt onder de zon, wanneer hij gedurende al zijn levensdagen zijn werk doet in smart en verdriet, en zelfs 's nachts zijn hart geen rust vindt? Ook dit is ijdelheid.

De mens heeft het niet in zijn macht om te eten en te drinken en zich te goed te doen bij zijn zwoegen; dit heb ik wel ontwaard, dat het van de hand Gods komt. Want wie kan eten en wie kan iets genieten buiten Hem?

Want aan een mens die Hem welgevallig is, geeft Hij wijsheid, kennis en vreugde; maar hem die niet welgevallig is, geeft Hij de taak om te verzamelen en bijeen te brengen, ten einde dit te geven aan wie God welgevallig is. Ook dit is ijdelheid en najagen van wind.'

In de Nieuwe bijbelvertaling (NBV) werd het begrip 'ijdelheid' evenwel vervangen door een nieuw begrip: 'leegte'. Daar valt zeker iets voor te zeggen. We associëren 'ijdelheid' immers voor de hand liggend met 'zelfingenomenheid' of 'verwaandheid' en niet zozeer met 'vergankelijkheid' of 'nietigheid'. Toch doelde Prediker daarop: op de vergankelijkheid, de nietigheid - en daarmee ook het vergeefse, want niets beklijft immers. Dat geldt voor alles wat zich door of onder mensenhand onder het hemeldak afspeelt, 'terwijl de aarde altijd blijft bestaan'. Zo bezien maakt dat het begrip 'leegte' in deze context bijna tastbaar.

La vanità del mondo is gestoeld op een verzameling oratoriumaria's waarin die vergankelijkheid, het vergeefse van wat we op deze aarde nastreven, op sublieme wijze tot uitdrukking komt. Het lijkt een merkwaardige paradox: het vergeefse in muziek vatten die eeuwen later nog springlevend is en bovenal ook vandaag nog diepe indruk maakt. Zoals dat ook geldt voor het werk van grote schilders als Caravaggio en Rembrandt die de vele bijbelfiguren en -voorstellingen op onnavolgbare wijze op het doek hebben vereeuwigd. Maar Prediker dacht natuurlijk niet in eeuwen, zijn wijsheden zijn nu eenmaal niet aan (welke) tijd (ook) gebonden.

Voor Jaroussky is La vanità een project, zo blijkt uit zijn in het cd-boekje opgenomen inleiding. Na ruim twee decennia opnamen te hebben gemaakt ziet hij dit nieuwe album puur als project ter aanvulling op de muziek die hij al heeft gezongen, van barokopera tot motet. Daarin ontbrak alleen nog het Italiaanse oratorium, zij het met uitzondering van zijn rol in Alessandro Scarlatti's Sedecia, re di Gerusalemme .

Ook Jaroussky heeft ontdekt dat groot aantal Italiaanse componisten door de bijbelse figuren en taferelen sterk werden geïnspireerd. Zozeer zelfs dat die het beste uit hun creatieve vocabulaire naar boven wisten te halen. Dat zijn dan niet zozeer de pastorale of engelachtige idylles maar eerder het contemplatieve, bloeddorstige, tragische of onstuimige. Dat is de werkelijkheid van het muziekdrama, van het oratorium, de opera: dat uit een verraderlijk complot, een samenzwering of zelfs een regelrechte moordpartij doorgaans meer muzikale passie wordt losgewoeld dan uit een idyllische verhandeling over een naïef herderinnetje in een schilderachtige omgeving.

Het toptalent Jaroussky (over zijn uitmuntende vocale en interpretatieve kwaliteiten is niet alleen op onze site al vaak genoeg de loftrompet gestoken) kruipt net zo soepel en overtuigend onder de huid van de meedogenloze legeraanvoerder Joab (volgens de Hebreeuwse overlevering de bevelhebber van het leger van koning David) als van Maria treurend op Golgotha. Het ensemble Artaserse onderscheidt zich opnieuw door de afwisselend fijnzinnige, gloedvol gepassioneerde en waar nodig ook ruw gebeitste klankkleuren. Dit is typisch zo'n album waarin de diep gelaagde expressie het voortouw neemt en die ook nog eens tot in de puntjes door Michelle Pierre in de RIFFX-studio werd vastgelegd. Het musicologisch voorwerk voor deze cd werd gedaan door Jaroussky en dirigent en bas-bariton Yannis François, voor wie ook in vocaal opzicht nog een - zij het uiterst bescheiden - rolletje is weggelegd in het recitatief 'Ardea di fiamma impura' uit Alessandro Scarlatti's La Giuditta.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links