CD-recensie

 

© Aart van der Wal, oktober 2021

Kurtág: Six moments musicaux op. 44 - Officium breve op. 28

Dvorák: Strijkkwintet nr. 3 in Es, op. 97*

Kim Kashkashian (altivool)*, Parker Quartet: Daniel Chong, Ken Hamao, Jessica Bodner, Kee-Hyun Kim
ECM New Series 2649 485 5984 • 64' •
Opname: nov. 2018, Radiostudio DRS, Zürich

www.youtube.com/watch?
v=XUUPfDhhMEo&t=36s

   

Heeft de Hongaar György Kurtág (1926) de zo typische, tot aan de uiterste grenzen verkende, gecomprimeerde stijl van Anton Webern voortgezet? Wie naar bijvoorbeeld zijn Játékok (1973/2017) of Bagatellen (1981) luistert kan moeilijk een andere conclusie trekken. Stel daar eens Morton Feldman tegenover, met zijn ruim zes uur in beslag nemende Tweede strijkkwartet...

In Kurtágs Officium breve op. 28 (met de nadruk vooral op ‘breve', ‘kort'), in memoriam Andreae Szervánsky (1988/89) en opgedragen aan Wilfried Brennecke, heeft het tiende deeltje de veelzeggende titel ‘Webern: Kanon a 4' meegekregen, aldus letterlijk gemodelleerd naar het zesde deel(tje) uit Weberns Kantate II op. 31 (voor sopraan, bas, gemengd koor en orkest), zoals vaker bij Webern op tekst van Hildegard Jone: 'Gelockert aus dem Schosse'. Maar ook het vijfde deeltje verwijst naar hem, als vrije fantasie over harmonieën van eveneens een Webern-canon.

Kurtágs in memoriam Andreae (Endre) Szervánsky (1911-1977) ligt misschien wat minder voor de hand, want deze eveneens Hongaarse componist verschilde qua componeren van Kurtág (maar ook van Webern!) als de dag van de nacht. Szervánsky werd juist sterk beïnvloed door de muziek van zijn landgenoten Zoltán Kodály en Béla Bartók. Hij schreef in 1950 zijn daarmee vergeleken - wijdlopige Serenade vier jaar nadat Webern zijn gecondenseerde Tweede cantate had voltooid. Eerst later, aan het eind van de jaren vijftig, kwam het twaalftoonssysteem in zijn werk in beeld, maar afgezien van het gemeenschappelijk gebruik van sommige dalende intervallen blijkt daaruit geen noemenswaardige verbintenis met de compositietechnieken van Webern maar al evenmin met die van Kurtág. Dat er toch raakvlakken zijn tussen de muziek van Szervánsky en het Officium breve van Kurtág is waarschijnlijk alleen nog voor de echte insider te ontdekken, met de partituur op schoot en tevens gewapend met voldoende kennis van het werk van Szervánsky.

De Six moments musicaux op. 44 (2005) vormen in feite Kurtágs Vierde strijkkwartet. Er zijn geen aanwijzingen die welke muzikale gedachte ook aan Schuberts (bijna) gelijknamige, eveneens uit zes deeltjes bestaande pianowerk (D 780) doen rechtvaardigen. Het stuk heeft meer weg van een bijzonder geraffineerd geconstrueerde, uiterst contrastrijke invocatie waarin de melodische, harmonische en ritmische kleurstellingen in een zo gecondenseerd mogelijk frame worden geplaatst.

Beide werken worden gescheiden door Dvoráks Strijkkwintet op. 97, dat binnen de gegeven context (Kurtág!) in de meest letterlijke zin nogal uit de toon valt. Ik vond het althans geen zinvolle exercitie om direct na Kurtágs op. 44 het Dvoráks - overigens sublieme - strijkkwintet te beluisteren. Ik schakelde liever eerst over naar Kurtágs op. 28 om eerst na een niet al te korte pauze Dvoráks op. 97 te beluisteren. Kurtágs uitgebeende toontaal verhoudt zich totaal niet tot Dvoráks uitbundige, sterk Amerikaans-Boheems getinte componeerstijl van rond 1893, die niet alleen dit kwintet maar ook het Strijkkwartet op. 96 en de Symfonie uit de Nieuwe Wereld opleverde.

Dan het spel van het Parker Quartet (opgericht in 2002 en gehuisvest in het Amerikaanse Boston), in Dvoráks kwintet versterkt door de Amerikaans-Armeense altvioliste Kim Kashkashian (1952). Wat kan erover worden gezegd? Dat het ronduit adembenemend is, te beginnen bij de door dit ensemble gecreëerde, volmaakte 'verstaanbaarheid' van de beide Kurtág-kwartetten. Uitsluitend afgaande op het notenbeeld getuigen ze van een ongehoorde complexiteit, waardoor ze alleen al daardoor in een categorie vallen die zich alleen laat bevatten door een vertolking die geen enkele technische hindernis kent en dan ook nog door een ensemble dat er dusdanig bovenuit is gegroeid dat alle aandacht is verlegd naar zaken als vorm, inhoud en expressie. Pas dan zal men aan Kurtág diens absolute meesterschap in de kwartetstijl kunnen toedichten. Voor de toehoorder is er geen 'beloning' om dit traject uit te zitten met op de voorgrond een minder competent ensemble. Wat niet wegneemt dat eenieder zich al snel realiseert hoe duivels lastig en ingewikkeld deze stukken zijn, met als consequentie dat alleen herhaald beluisteren de weg opent naar de kern ervan.

Geen enkele twijfel erover: het geweldige spel van het Parker Quartet helpt daarbij enorm. De vier leden hebben deze beide kwartetten een dusdanig indringend aura meegegeven dat ze ook dubbel en dwars de moeite waard zijn om herhaaldelijk te beluisteren. Een beter pleidooi voor de eigentijdse muziek (waarin het Parker Quartet zijn sporen al lang en breed heeft verdiend) en in het bijzonder die van Kurtág is strikt onmogelijk.

Daarmee vergeleken (als een vergelijking al passend is) is Dvoráks derde strijkkwintet als luistervaring gewoon kinderspel. Maar ook: wie wordt niet getroffen door het amusante, ontroerende, spirituele, conciese (de breedsprakigheid in de melodielijnen zoals die in de beginjaren zijn muziek nog tamelijk parten speelde is al lang en breed verdwenen) en oorspronkelijke (waaronder ook de inventieve verwerking van de typisch Amerikaanse plattelandsfolklore) dat in deze compositie huist? Echt, dit is Dvorák op zijn best. De voortdurende betovering van de melodische stroom (Brahms was niet voor niets jaloers op Dvoráks melodische inventie!), de harmonie, de ritmiek.

Ook het Parker Quartet en Kim Kashkashian tonen in deze uitvoering van het kwintet onomstotelijk aan dat het niet bij voorkeur aan Tsjechische ensembles is voorbehouden om deze muziek haar idiomatische karakter te verlenen; al zijn en blijven ze in dit repertoire de meest voor de hand liggende 'gidsen'. Stilistisch karakteristiek, technisch tot in de puntjes afgewerkt, uitermate contrastrijk, net zo vitaal en lyrisch wordt zo een sfeerbeeld ontketent dat de luisteraar echt aan de stoel nagelt.

De conclusie kan niet anders zijn dan dat sprake is van een topproductie en dan ook nog deels repertoire dat we slechts zelden of nooit te horen krijgen. De opname is schitterend.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links