CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2016

 

Krenek: Reisebuch aus den österreichischen Alpen op. 62

Zemlinsky: In der Ferne (Prutz) - Wandl' ich im Wald des Abends (Heine) - Die schlanke Wasserlilie (Heine) - Waldgespräch (Eichendorff)

Florian Boesch (bariton), Roger Vignoles (piano)

Hyperion CDA68158 • 59' •

Opname: oktober 2015, Potton Hall, Dunwich, Suffolk (VK)

 

Geen winterreis, mooie molenaarsdochter, zwanenzang of dichterlijke liefde, maar Ernst Kreneks zelf ondernomen kleur- en facetrijke reis door de Oostenrijkse Alpen, aangevuld met vier prachtige liederen van Alexander Zemlinsky. Ziedaar de oogst van deze wonderschone cd met avontuurlijk repertoire. Kom daar vandaag de dag elders maar eens om, want hoe het ook wordt gewend of gekeerd: "Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral." Dat schreef Bertolt Brecht in 1928, het jaar voorafgaande aan de compositie van Kreneks 'Reisebuch'. Dat 'Fressen' (ofwel brood op de plank) vinden we uiteraard ook bij de platenlabels (variant: de schoorsteen moet blijven roken), want men kan nu eenmaal niet bestaan van Hanns Eisler, Bernd Alois Zimmermann, Ernst Krenek, Paul Dessau of you name it. Dus veel winterreizen, mooie molenaarsdochters, zwanenzangen of dichterlijke liefdes en weinig songbooks uit Hollywood of dat 'Reisebuch' van Krenek. Fijn dus als er zo af en toe, zoals in dit geval, toch een mooie witte raaf opduikt. Waarmee niet gezegd wil zijn dat we over een tekort aan deze exotische vogelsoort echt te klagen hebben, getuige de vele fascinerende eigentijdse producties op vooruitstrevende labels als Wergo, Kairos, ECM en nog minstens een handvol. Maar dat maakt de constatering dat de cd-markt overvoerd is geraakt met het ijzeren repertoire niet minder waar. Er is, laten we eerlijk zijn, door de jaren heen veel te veel van hetzelfde verschenen en het ziet er niet naar uit dat dit binnen afzienbare termijn anders zal worden. Met ijzeren vasthoudendheid blijven de labels het ijzeren repertoire op de markt brengen, terwijl diezelfde markt met evenveel vasthoudendheid ook nog eens wordt overspoeld door heruitgaven, vaak zelfs tegen absolute bodemprijzen. Ook dat voelt niet goed: wie zo'n tien jaar geleden de volle prijs betaalde voor een box met .(vult u zelf maar in) kan die nu voor een appel en een ei aanschaffen. Gelukkig voor degene die de box nog niet had, ongelukkig voor de ander.

Maar nu dan naar Krenek, die zijn muzikale 'Reisebuch' zelf van teksten voorzag, ergens in de zomer van 1929, kort nadat hij door een ruig berggebied in zijn geboorteland was getrokken en daar allerlei indrukken had opgedaan. Tekst en muziek vormen een indrukwekkend mengsel van zowel sublieme herinneringen aan afwisselend woeste en dromerige landschappen als wat zich in het interbellum zoal op politiek en sociaal vlak afspeelde. Tijdloos door de 'Naturlaut', tijdgebonden door de beschrijving van de alom om zich heen grijpende turbulentie die het 'avondland' nog op zijn grondvesten zou doen trillen. Wat Mahler al voelde en voorzag, werd niet zoveel later door Krenek op zijn eigenzinnige manier uitgewerkt. De band tussen Krenek Mahler was er trouwens ook. Het was immers Krenek die in 1924 met Anna, de dochter van Gustav, was getrouwd en in datzelfde jaar door Alma Mahler werd gevraagd om de Tiende symfonie te voltooien en te orkestreren, klaarblijkelijk omdat zij het plan had opgevat om het werk als zodanig te laten publiceren. Krenek kwam echter niet verder dan een netschrift van het Adagio en een uitvoerbare partituur van het Purgatorio.
Evenals bij Mahler vinden we ook bij Krenek die combinatie van absurdistische vrolijkheid, sardonische humor en naar de keel grijpende zwartgalligheid. Soms verschuift het beeld, is het niet zoals het lijkt, blijken vrome kloosterlingen zomaar notoire zuiplappen te zijn. En wie kan die bloeddorstige clown anders zijn dan Adolf Hitler in hoogsteigen persoon? Jawel, we schrijven 1929, maar de voortekenen bedriegen niet.
Door deze allegorische collectie waait soms vluchtig een vlaagje Schubert, Mendelssohn en Brahms, maar dit is muziek zoals die alleen van Krenek kan zijn: op het scherpst van de harmonische snede, de dissonanten overvloedig over de teksten gestrooid, het melodisch parcours grillig en onvoorspelbaar. Hoewel niet atonaal zijn er momenten genoeg waarop de de deur naar Tweede Weense School op meer dan een kier staat.

Ook Florian Boesch en Roger Vignoles zijn zich daarvan ten volle bewust. In die zonnige maar ook onherbergzame Alpen durven ze de rand van de kloven op te zoeken en diep naar beneden te kijken, in dialogen zo hecht en tegelijkertijd zo contrastrijk dat het een recital van ongekende klasse is geworden. Zang en piano zijn als uit een rots gehouwen, de kameleontische stemmingsbeelden treffend en verbeeldingsvol vastgelegd, de tweeslachtigheid die in deze teksten zo vaak opduikt maar ook verscholen ligt meesterlijk getroffen. Dit is zang- en begeleidingskunst die in dit repertoire geen gelijke kent. Dat geldt niet minder voor de vier laatromantische liederen van Zemlinsky. Het begrip 'modelvertolking' is hier volledig op zijn plaats.

___________________
Binnenkort te horen in het Muziekgebouw aan 't IJ (30 november) en in TivoliVredenburg (2 december).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links