CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2010

 

 
   

Tristan Keuris - complete works

CD 1: Quartet for orchestra (1966-1967) - Play for clarinet and piano (1967) - Choral Music 1 for orchestra (1969) - Saxophone Quartet (1970) - Sonata for piano (1970) - Alto Saxophone Concerto (1971 - Concertante Music for nine instruments (1973) - Music for violin, clarinet and piano (1973).

CD 2: Sinfonia for orchestra (1972-1974) - Fantasia for flute (1976) - Serenade for oboe and orchestra (1974-1976) - Fingerprints for piano (1976) - Concertino for string quartet and bass clarinet (1976-1977, rev. 1979) - Sonata for violin and piano (1977) - Capriccio for 12 wind instruments and double bass (1978).

CD 3: Piano Concerto (1979-1980) - Eight Miniatures for six players (1980) - Movements for orchestra (1981) - Divertimento for violin, wind quintet, piano and double bass (1982).

CD 4: String Quartet No 1 (1982) - Seven Pieces for bass clarinet and chamber orchestra (1983) - Clarinet Quartet (1983) - Piano Trio (1984).

CD 5: Violin Concerto No 1 (1984) - String Quartet No 2 (1985) - Variations for Strings (1985) - Music for Saxophones (1986).

CD 6: Concerto for Saxophone Quartet and Orchestra (1986) - Symphonic Transformations (1987) - Aria for flute and orchestra (1987) To Brooklyn Bridge for 24 voices and ensemble (1987-1988).

CD 7: Five Pieces for Brass Quintet (1988) - Clarinet Quintet for clarinet & string quartet (1988) - Catena: Refrains and Variations for 31 wind instruments, percussion and celesta (1988) - - Intermezzi for nine wind instruments (1988-1989) - Three Sonnets for alto saxophone and orchestra (1989).

CD 8: Canzone for clarinet (1989-1990) - Three Michelangelo Songs for mezzo-soprano and orchestra (1989-1990) - Passeggiate for four recorder players (1990) - L'infinito for vocal quintet and 17 instruments (1990) - Antologia for orchestra (1990-1991).

CD 9: Double Concerto for two cellos and orchestra (1991-1992) - Laudi: a symphony for mezzo-soprano, baritone, two mixed choirs and orchestra (1992-1993).

CD 10: Organ Concerto (1992-1993) - Three Préludes for orchestra (1993-1994) - String Sextet (1994) - Symphony in D (1994-1995)

CD 11: Chamber Concerto for accordion and ensemble (1995) Violin Concerto No 2 (1995) - Arcade, six more Préludes for orchestra (1995)

DVD: To Brooklyn Bridge, een film van Fred van Dijk (VPRO, 1994), met Nederlandse ondertiteling.

Solisten: Jard van Nes (alt), David Pittman-Jennings (bariton), Ingrid Geerlings, Thies Roorda, Jacques Zoon (fluit), Frank van Koten (hobo), Esther Misbeek, Lars Wouters van den Oudenweijer, George Pieterson (klarinet), Harry Sparnaay (basklarinet), John-Edward Kelly (altsaxofoon), Joan Berkhemer, Naomi Peters, Yayoi Toda, Emmy Verhey (viool), Ralph Kirshbaum, Gregor Horsch (cello), Agnès Benoist, Bernd Brackman, Herman Braune, Theo Bruins, René Eckhardt, Jan Gruithuyzen, Carlos Moerdijk, Ralph van Raat (piano), Miny Dekkers (accordeon), Leo van Doeselaar (orgel).

Ensembles en orkesten: Amsterdam Loeki Stardust Quartet, Aurelia Saxofoonkwartet, Blaasensemble van het Residentie Orkest, Brabants Orkest, Koperkwintet van het Koninklijk Concertgebouworkest, Ensemble M, Ensemble van het Koninklijk Conservatorium Den Haag, Gelders Orkest, Koninklijk Concertgebouworkest, Nederlands Klarinetkwartet, Nederlands Saxofoonkwartet, Nieuw Ensemble, Gaudeamus Kwartet, Nederlands Kamerkoor, Radio Filharmonisch Orkest, Radio Symfonieorkest, Orlando Kwartet, Orpheus Kwartet, Rotterdams Phlharmonisch Orkest, Raphael Kwartet, Raschèr Saxofoonkwartet, Residentie Orkest, Storioni Trio, Utrechts Symfonieorkest, Valerius Ensemble.

Dirigenten: Riccardo Chailly, Richard Duffalo, Peter Eötvös, Bernard Haitink, Micha Hamel, Jurjen Hempel, Elgar Howarth, Paul Hupperts, Otto Ketting, Hans Leenders, Anne Manson, David Porcelijn, David Robertson, Wim Roerade, Pascal Rophé, Henrik Schaefer, Otto Tausk, Lucas Vis, Edo de Waart, Frank Zielhorst,

Quattro Live QL 2009-02 (11 cd's + 1 dvd)

Radio Nederland Wereldomroep over de Keuris-uitgave


 
  Tristan Keuris (foto © Floris Keuris)

Hartstochtelijke ernst en geen biografie die opvallend rijk was aan spannende momenten, grote gebeurtenissen of bijzondere evenementen. Zijn gehele leven was bovenal op componeren en lesgeven gericht. Zo vatte de dirigent en musicoloog Leo Samama het leven van Tristan Keuris (1946-1996) treffend samen. Een groot componist? Welzeker, al behoorde hij tot de zeer schaarse groep eigentijdse toondichters die zich in de brede belangstelling van het publiek mocht verheugen. Zijn internationale doorbraak als componist volgde in 1982, toen het (toen nog niet Koninklijke) Concertgebouworkest onder Bernard Haitink een tournee naar Amerika maakte met onder andere Keuris' Movements op het programma. Het was typisch zo'n tournee waarvan de Amerikaanse schreef dat een klein land toch zo groot kon zijn. Movements speelde daarbij een niet onbelangrijke rol. Dat betekende overigens geenszins dat Keuris zich tot de garde wenste te rekenen die commerciële motieven belangrijker vond dan een eigen stijl en liever 'music for the millions' schreef dan op te boksen tegen de ingesleten conventie. Evenmin hoorde Keuris bij de postmodernisten die uit de schappen van de tonale of atonale supermarkt de stijlartikelen als belangrijkste bestanddeel voor hun exploraties. Keuris' muziek is gepassioneerd, serieus, expressief en kleurrijk maar bovenal vervuld van een eigenzinnige oorspronkelijkheid en verbeeldingskracht die zijn creaties ver uittilt boven de middelmatigheid van vele van zijn tijdgenoten. Keuris componeerde niet om het componeren, maar omdat hij werkelijk iets belangrijks te zeggen meende te hebben. Niet alleen zijn publiek, maar ook zijn vele opdrachtgevers (evenals bij bijvoorbeeld Mozart kwamen vrijwel al zijn composities voort uit een opdracht) onderkenden n het belang en de werkingssfeer van zijn werk, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een werklijst die vijftig 'officiële' composities (zeventien orkestwerken, tien concerten, vier vocale en drieëntwintig kamermuziekwerken) omvat, precies zoveel als zijn aardse bestaan in jaren.

Toontaalformules

Hoe hij als componist in het hem omringende muziekleven stond heeft hij zelf in 1985 kort en krachtig aangegeven: "Ik behoor niet tot een groep en evenmin tot een generatie. Op het conservatorium had ik geen lotgenoten, maar slissende Brahms-vertolkers en gonzende G-snaarders die nog nooit van Stravinsky en Schönberg hadden gehoord." Nu was er aan het Utrechts conservatorium sinds Willem Pijper geen enkele specifieke compositierichting te ontdekken die Keuris' vernieuwingsdrang ook maar enigszins wist te stimuleren. Hij zei later vaak genoeg dat hij het zonder medestudenten moest stellen en als Einzelgänger zijn weg moest zien te vinden.

Deze individualist behoorde niet tot het ene of tot het andere kamp, maar legde zich er wel op toe om tonaliteit en atonaliteit in een werk met elkander te verbinden en dat op zo'n manier dat het onmiddellijk iets oorspronkelijks kreeg, de onvervalste en onuitwisselbare creatieve gedaante van Keuris aannam. Keuris' uitermate briljante orkestratie zal zeker hebben geholpen bij zijn weg omhoog, maar dat kan ook worden gezegd van zijn sterk gedreven zoektocht naar het virtuoze, briljante en expressieve in zijn muziek. Misschien is zijn bijzondere componeerstijl wel het beste samen te vatten als de bijzondere combinatie van romantische betrokkenheid en stravinskyaanse distantie, die rust op een cerebrale structuur die is afgeleid van de melodische, harmonische en ritmische elementen. Keuris' vormgeving speelt zich dus zowel in het horizontale (melodie, ritmiek) als in het verticale (harmonie, akkoorden) af. Zelfs in het soms sterk verbrokkelde karakter van de melodie biedt die structuur een belangrijk houvast: zo niet in het horizontale, dan toch wel in het verticale. Zijn muziek is nooit zonder samenhang, wat zich zelfs kan uitstrekken naar het uitdagende gebruik van de meest uiteenlopende klankkleuren. Alsof Keuris bewust of onbewust steeds weer op zoek is geweest naar 'toontaalformules' die nieuwe grenzen stelden. Of, zoals hij het eens zelf zei, hij voortdurend het gevoel moest hebben dat hij het toch maar weer had gelapt. Het is ook een ware kunst op zich om het statische karakter van een melodie of een opeenvolgende reeks akkoorden af te zetten tegen een energieke motivische ontwikkeling die geen einde lijkt te kennen, totdat plotseling als uit het niets het begin weer opdoemt, waardoor de indruk wordt gewekt dat er per saldo helemaal niets is ontwikkeld, terwijl er nu juist genoeg is gebeurd. Het is het soort paradox dat niet nalaat te verbazen, ook na veelvuldige beluistering (alleen al vanuit dit perspectief geeft Keuris' muziek zich niet snel laat staan helemaal prijs).

Weerzin tegen de dodecafonie

Het componeren geschiedt weliswaar vanuit het niets (het bekende lege vel papier), maar kan het niet zonder de dialoog met de muziekgeschiedenis stellen. Het is een illusie dat een nieuwe compositie volkomen losstaat van het oude. Zelfs Arnold Schönberg, de grondlegger van het twaalftoonssysteem, greep daarbij terug op de oude, vertrouwde twaalf tonen binnen het octaaf en hanteerde hij methoden - zoals de kreeftengang en de canon - die al twee eeuwen eerder, onder anderen door Bach, uit en te na waren beproefd. Niet die tonen waren nieuw, maar de (her)groepering ervan. Het is daarbij niet zo merkwaardig dat Keuris met die twaalftoonstechniek niet veel ophad, al duurde het dan geruime tijd alvorens dat ook bleek. Toen hij, als de kersverse bezitter van de Compositieprijs van het Utrechts Conservatorium, in 1969 zijn studie daar had afgesloten bij Ton de Leeuw, stak hij zijn gegroeide weerzin tegen de dodecafonie niet onder stoelen of banken. Die leidde volgens hem alleen maar tot grauwe, spanningloze composities, zonder reuk of smaak, terwijl hij nu juist spanningen in de muziek wilde creëren. Voor Keuris gold Stravinsky's Symfonie in drie delen wat dat betreft als het lichtend voorbeeld. wat een enorme levenskracht ademde dit stuk, hoe briljant was het niet geschreven; en dat op basis van een 'gewoon' klassiek geordende harmoniek!

 
  Tristan Keuris (foto © Floris Keuris)

Toch heeft Keuris de grenzen tussen het tonale en het atonale nooit scherp getekend. Of hij was er niet echt op uit om die scheidslijn in zijn werk op de voorgrond te stellen. Hij merkte eens op dat hij eigenlijk niet meer zo precies de term tonaliteit kon duiden. Dat maakte het - althans voor hem - tevens lastiger om de atonaliteit wèl een praktisch hanteerbare definitie g mee te geven. Het bleek in die praktijk danook minder simpel, of misschien juist wel, want in de muziek van Keuris namen de dissonanten en de consonanten hun eigen plaats in het afwisselend actieve en passieve discours, of desnoods de volkomen inertie (bevroren opeenstapeling van akkoorden, een van de wezenskenmerken van Keuris' componeren). Keuris was nooit een notenboekhouder die een gebrek aan voorstellingsvermogen compenseerde door zoiets concreet als een mathematisch vormgegeven reeks die dan vervolgens aan allerlei eveneens vastgelegde processen werd onderworpen. Rekenen in de muziek leidde volgens hem immers tot die grauwheid die hij verafschuwde. Bovendien was voor hem de warme lyriek een van de essentiële kenmerken van muziek en daar bleef dan vrijwel niets van over.

Zo kon het gebeuren dat ondanks al die schurende dissonanten en los van de tonaliteit zwevende klankvelden zo'n stuk als de Sinfonia keihard E-groot kon eindigen. Alsof Keuris daarmee goed wilde bevestigen dat de tonaliteit verre van dood was. Maar hij legde in dit briljante orkestwerk nog een statement af: dat in zijn nieuwe componeren de emotie een vaste, onvervreemdbare plaats had verworven en dat hij zich bepaald niet schaamde voor de lyrische expressie. Natuurlijk, critici genoeg die hem daarmee prompt het etiket van de 'neoromanticus' opplakten, maar die hadden het dus niet zo goed begrepen. Ze zagen in ieder geval over het hoofd dat Keuris' tonaliteit en dissonante complexen evengoed bij elkaar hoorden als ritmische complexiteit en grote emotionele spanningsbogen. Dat leverde tezamen een wel heel bijzondere creatieve vitaliteit die - en daarin hadden de voor- en tegenstanders gelijk - op enige uitzonderingen na altijd cirkelde rond het ware fundament van de aloude muzikale beschaving, het tooncentrum. Keuris dacht in tonaliteit, in toongroepen. In die zin stond hij buiten de avant-garde, maar wel midden in de muziek. Want Keuris haalde adem in de muziek, hij dacht in muziek, hij wás muziek. Hij keek niet eerst naar buiten om daar nieuwe klankvelden te ontdekken, maar ontwikkelde ze van binnenuit. Dat ging hem zeker in het begin niet gemakkelijk af, toen het erom ging om het oude te omarmen en hij tegelijkertijd moest afleren om in oude muzikale patronen te denken. Toen hij in 1961 als vijftienjarige aan het Utrechts conservatorium ging studeren zat zijn hoofd nog vol met grote voorbeelden als Debussy, Prokofjev en Stravinsky. Maar Ton de Leeuw leerde hem om het matglas dat geschiedenis heet uit zijn sponning te lichten om vervolgens een heldere blik te kunnen werpen op het nieuwe, het onbeproefde. Door zijn hoofd eerst leeg te maken verwierf hij de compositorische vrijheid die hem verder kon brengen. Goede voorbeelden daarvan zijn het Quartet for orchestra (1966/67) en Play for clarinet and piano (1967), de eerste composities op de 'officiële' lijst.

Het is gewoon muziek...

Heeft Keuris zich mogelijk enigszins gespiegeld aan Beethoven die met conventionele middelen een ware muzikale revolutie ontketende en er niet tegenop zag om gelijk maar met de deur in huis te vallen (zoals het dissonante openingsakkoord van de Eerste symfonie, de drie onverbiddelijke Es-groot akkoorden waarmee de Eroica van start gaat of het weerbarstige begin van de Coriolan en Egmont ouvertures)? Dat is iets wat Keuris ook graag doet: met de deur in huis vallen, alsof hij al vanaf de eerste maat zijn toehoorders in de ban wil slaan. Er is die knipoog naar Beethoven (of verbeeld ik het mij?) in het Piano Concerto, waarin het de eenzame klarinet is die al aan het begin van het werk het thematische materiaal introduceert, net als de piano in Beethovens Vierde pianoconcert.

Stromende kleuren, wat kan men zich daarbij voorstellen? Het heeft iets metaforisch, maar dat is nu eenmaal zo kenmerkend voor Keuris' muziek. Het melos stroomt en stroomt, helder en klaterend als een beek en contrasterend met de grote stilte die zelfs muziek wordt. Wat voor uitleg kun je daaraan eigenlijk geven? Zelfde wilde hij daar niets van weten. In 1975, na de uitreiking van de Matthijs Vermeulen prijs voor zijn Sinfonia zei hij over dit werk: "Al die uitleg en lulkoek in de programma's. Het is gewoon muziek, het heeft geen programma, daar geloof ik niet in. Ik ben een tijdje meegegaan in een bepaalde richting, hoewel je van mijn muziek moeilijk kunt zeggen dat die vooraan loopt. Maar het bleek een heilloze weg. Ik moest wel een andere kant op en wilde wel terug, maar wist niet goed hoe. Ik kan zeggen: ik heb heimwee, dat heb ik wel een beetje, naar al die grote septiemen en kleine nonen. Ik heb heimwee naar de romantiek en de klassieke periode, maar dat betekent niet dat je van de ene op de andere dag in die stijl moet gaan schrijven. Je moet zien dat je een eenvoudiger, doorzichtiger, systeem terugvindt, maar het moet wel nieuw zijn. De Sinfonia is daartoe een poging geweest." En enige jaren later: "In deze tijd waarin alles mag en kan, is de basis voor het componeren volledig zoekgeraakt. Want als je de klassieke traditie en de tonaliteit de deur uitgooit, en ook hetgeen ervoor in de plaats kwam, de dodecafonie, het seriële componeren en andere technieken als voorbij beschouwt, wat moet je dan nog?" Leo Samama merkte fijntjes hierover op: 'Het antwoord op deze vraag ligt in feite in de muziek van Keuris zelf al besloten. Een componist heeft immers geen beter houvast dan zijn eigen vakbekwaamheid, uitdrukkingskracht en bovenal persoonlijkheid.'

Keuris' heimwee naar de klassieken en de romantici, naar de wereld van de grote septiemen en kleine nonen had iets van de tijd die van zijn plaats was gegleden. Er was iets nieuws voor in de plaats gekomen dat zich eerst op het oude had moeten nestelen alvorens zich krachtig in een nieuwe klankwereld te kunnen vestigen. Geen werk maakt dat eigenlijk meer duidelijk dan het vierdelige Laudi voor mezzosopraan, bariton, twee gemengde koren en orkest uit 1992/93, op gedichten van Gabriele D'Annunzio's Alcyone, waarin het 'oude' moeiteloos met het 'nieuwe' wordt verbonden. We horen ze hierin weer terug: de laatromantische koorbehandeling van Mahler, de impressionistisch-diffuse klankkleuren van Debussy, de stevig gekruide akkoordbehandeling à la Stravinsky en de esoterische guirlandes van Messiaen. Maar we horen toch bovenal Keuris zelf in de bijna toverachtige kleurschakeringen van zijn humane boodschap en zijn diepste emoties die in klank zijn omgezet. Het is in al zijn puurheid een groots werk dat bij de toehoorders niet minder diepe emoties kan oproepen. Laudi is een meesterwerk waarop de natie met recht trots kan zijn en dat we tot in de lengte van dagen als behoren te koesteren. Laudi is bijna alles tegelijk, monoloog en dialoog, de culminatie van de symbiose en de synthese, fragmentatie en samenhang, uitgekiende structuur en geïmproviseerd klinkende notatie, grote intervalsprongen en dartelende motiefjes. Wat nu precies de meeste indruk maakt valt niet te zeggen; en vooral niet als er elkaar versterkende elementen in het spel zijn. Voor Samama was de opvallendste karaktertrek in vele Keuris-partituren het 'voortdurend komen aanrennen (snelle, uiteenwijkende loopjes) voor een sprong, die meestal ook genomen wordt, om dan weer bijna op de uitgangspositie terug te keren. Daardoor wordt al spoedig de indruk gewekt dat elke ontwikkeling slechts schijn is. Zijdelings, zoals een krab.'

Deze cd-box

We danken deze subliem gedocumenteerde productie, voorzien van uitmuntende toelichtingen en dito foto's, toch vooral aan de financiële middelen die de Publieke Omroep beschikbaar stelde. Producer Lodewijk Collette van Radio Nederland Wereldomroep (RNW) deed in het cd-boekwerk de gevolgde werkwijze en de selectie uit de doeken. Bij het samenstellen van Keuris' complete oeuvre deed zich eerst de vraag voor wat dan wel onder volledigheid moest worden verstaan. Er is in het geval Keuris immers sprake van een groot aantal jeugdwerken die de publiciteit niet hebben gehaald. Tot zijn tweeëntwintigste vond Keuris de term componist wat al teveel eer voor zijn werk tot dan toe: een leerling in de compositietechniek, dat volstond eigenlijk wel. Hij begon al met componeren toen hij nog maar nauwelijks tien jaar oud was, ten tijde van zijn eerste pianolessen. Bij zijn oma thuis schreef Keuris zijn vingers bijna letterlijk blauw. Van de ongeveer zestig die hij toen componeerde gooide hij er twintig weg.

 

Ook soundtracks voor enkele speelfilms blijven in deze uitgave buiten schot, evenals een aantal onvoltooid gebleven stukken. Het glas is echter meer dan halfvol, want deze 11 cd's bevatten alle werken van Keuris die eerst door Donemus en vanaf 1987 door Novello in Londen zijn gepubliceerd. In die zin is deze box dus best wel compleet te noemen, want hij bevat immers alle werken die door de componist geschikt werden geacht voor publicatie door een heuse muziekuitgever. Gelukkig werd gekozen voor de chronologische volgorde die de luisteraar in staat stelt de bepaald niet geringe ontwikkelingsgang van Keuris als componist goed te volgen.

Hoewel het uiteraard om de muziek zelf gaat, is het toch van groot belang om de vele opnamen ordentelijk te documenteren aan de hand van bestaande studio - en live-registraties zoals die in de archieven van onze vaderlandse omroep bewaard zijn gebleven. Daar komen dan nog de eerder uitgebrachte cd-opnamen bij. Van praktisch ieder stuk waren meerdere opnamen beschikbaar. Een selectiecommissie, bestaande uit de producer Lodewijk Collette, de cellist Daniël Esser en de componist Bart Visman maakte aan de hand van een totaaloverzicht de shortlist die als uitgangspunt diende voor de luistersessies. Per werk werd een viertal opnamen, voor zover beschikbaar, getoetst aan de drie door de commissie opgestelde selectiecriteria, te weten kwaliteit van de uitvoering, de historische betekenis daarvan en de kwaliteit van de opname. In die volgorde! Als geen van de bestaande opnamen aan die eisen voldeed werd een nieuwe opname gemaakt. Deze uiterst zorgvuldige manier van beoordelen en selecteren heeft hier duidelijk zijn vruchten afgeworpen, want de vertolkingen staan zonder uitzondering op hoog tot zeer hoog niveau. Prettig is ook dat het in vrijwel alle gevallen is gelukt om de gegevens omtrent de uitvoerenden, de opnamedata en de locaties te achterhalen. Op zich moet dat al geen geringe prestatie zijn geweest want de registraties beslaan een periode van veertig jaar: van 1969 tot 2009. Het geeft deze set nog eens een extra meerwaarde.

Wat me reuze meeviel is de opnamekwaliteit. Het klankbeeld mag wisselend zijn (in de jaren zeventig werd anders opgenomen dan in bijvoorbeeld de jaren negentig, terwijl vanaf medio jaren tachtig de digitale techniek in het omroepwezen stevig doorzette, maar ook is sprake van een groot aantal verschillende opnamelocaties), de geluidskwaliteit is doorgaans goed tot zeer goed. De vaak behoorlijk gelaagde klankstructuren in met name de orkestwerken en (solo)concerten van Keuris vragen misschien om een (nog) geraffineerder opnametechniek, met veel microfoons en dito geluidssporen, maar de meer diffuse techniek zoals die vanaf de jaren zeventig nu tot ons komt heeft absoluut zijn eigen charme: we kijken als het ware niet dóór de ensembles en orkesten, maar krijgen een integraal klankbeeld voorgezet, alsof we vanuit de zaal naar het podium kijken. Maar los daarvan: tijdens het beluisteren realiseerde ik mij dat ik een ware schat in handen had die zich niet eens voor een herhaling leent. Ik kan me althans niet voorstellen dat er ooit nog een dergelijke Keuris-uitgave verschijnt, maar dan uitsluitend met spiksplinternieuwe opnamen Laat staan voor een bijna-weggeefprijs zoals nu: € 50,=, maar wel zolang de voorraad strekt. Als deze geweldige set niet meer vekrijgbaar is, is de kans levensgroot dat dit dan voor jaren het geval zal zijn. Hoeveel zou deze perfect verzorgde productie trouwens hebben gekost? Rond een ton? Daar heeft de Publieke Omroep dan wel de nek voor uitgestoken. Dat mag ook weleens worden gezegd!

___________________________________
Op zondag 14 maart a.s. om 13.00 uur is op Nederland 2 de documentaire TRISTAN KEURIS, componist met de gouden handjes te zien, een productie van IDTV in coproductie met de NPS. Kijk voor verdere details op www.npspodium.nl


terug naar ndex

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links