CD-recensie

 

© Aart van der Wal, augustus 2025

Haydn: Strijkkwartetten op. 33 nr. 4-6: nr. 4 in Bes, Hob. III:40; nr. 5 in G, Hob. III:41; nr. 6 in D, Hob. III:42

Chiaroscuro Quartet: Alina Ibragimova, Charlotte Saluste-Bridoux, Emilie Hörnlund, Claire Thirion
BIS-2608 • 58' •
Opname: aug. 2024, Menuhin Hall, The Yehudi Menuhin School, Stoke d'Abernon (VK)

 

Bezien vanuit de historiserende uitvoeringspraktijk wordt er veelal hoog opgegeven van het gebruik van darmsnaren, waarbij de nadelen er slechts bekaaid vanaf komen. Terwijl die er wel degelijk zijn, want darmsnaren laten zich lastig (s)temmen. Dat geldt dan vooral tijdens het spelen, want ze zijn kwetsbaar, breekbaar én gevoelig voor luchtvochtigheid (met alle denkbare gevolgen voor stemming en stabiliteit).

Ik herinner me een gesprek dat ik zo'n halve eeuw geleden had met Vittorio Negri, toen producer bij Philips Classics, in het Zwitserse La Chaux-de-Fonds, met in de onaantrekkelijke bioscoopzaal het Quartetto Italiano. Negri die ook als dirigent zijn sporen heeft verdiend en van strijkinstrumenten veel wist. In de gespreksnotitie die ik opdook was het in januari 1976, met op het opnameprogramma een of meerdere strijkkwartetten van Franz Schubert. Het ging onder meer over wel of niet spelen op darmsnaren, waarbij hij opmerkte dat het voor de producer een ware ramp betekende omdat de intonatie – en al helemáál onder zeer warme of juist koude omstandigheden – om de haverklap in het gedrang kwam. Nee, dan veel liever stalen snaren, want daarop kon je, als producer, maar ook als musicus (hij combineerde overigens beide functies) volledig op vertrouwen. Bovendien was het in puur praktische zin gewoon niet haalbaar om bij intonatieproblemen door het gebruik van darmsnaren de opname steeds te onderbreken. Maar ook in muzikaal opzicht viel het af te raden omdat daardoor de grote lijnen (waaronder de zo belangrijke spanningsbogen) allicht verloren zouden gaan.

Dit geschetste beeld keerde spontaan terug toen ik dit album beluisterde met drie van de zes ('Russische') strijkkwartetten op. 33 door het Chiaroscuro Quartet (anders dan de naam doet vermoeden is het niet in Italië, maar in Londen opgericht, in 2005). Het ensemble maakt uitsluitend gebruik van historische instrumenten met darmsnaren en 'historische' strijkstokken. Al is het op de keper beschouwd belangrijker om in in stilistisch opzicht historiserend te werk te gaan, want de aanbeveling 'op historische instrumenten' zegt feitelijk niets over de 'binnenkant' van de uitvoering in kwestie. Wat dit betreft géén zorgen over de vertolkingen door het Chiaroscuro!

Eerst als intermezzo iets over de toevoeging 'Russische' (die overigens niet van de componist zelf stamt). Dit vanwege de dedicatie aan Paul van Rusland, de zoon van tsaar Peter III en Catharina de Grote. Of de grootvorst (velikiy knyaz) ermee in zijn sas was vertelt de geschiedenis niet, maar wel dat hij in 1796 werd ingehuldigd als tsaar Paul I van Rusland. Toen waren Haydns zes strijkkwartetten al vijftien jaar in zijn bezit. Haydn componeerde ze overigens niet in opdracht van de grootvorst, maar in zekere zin 'vrijblijvend', met het meer dan muzikale oog en oor gericht op prestige en toegang tot invloedrijke kringen in Petersburg. Daar klonken ze echter niet voor het eerst, maar in Wenen, op de eerste kerstdag van 1781, in het appartement van de echtgenote van de grootvorst, de grootvorstin Maria Fjodorovna. Anders dan in twee van Beethovens fameuze Razumowsky-kwartetten (in de finale van op. 59 nr. 1 en het Molto adagio van op. 59 nr. 2).

Haydn zelf gaf - en terecht! - hoog op van zijn op. 33, door ze als 'nieuw' en 'bijzonder' te kwalificeren. Onder meer het Menuet maakte plaats voor het Scherzo, maar de kwartetten getuigen ook overvloedig van grote spiritualiteit en ritmische vitaliteit, terwijl ook de humor - eveneens een belangrijk kenmerk van Haydns compositiestijl - niet ontbreekt (zoals in de finale van het Tweede kwartet in Es, waar aan het slot het publiek duidelijk in verwarring wordt gebracht).

Het Chiaroscuro Quartet is een topensemble dat, afgezien van de reeds genoemde darmsnaren en strijkstokken, uitsluitend gebruikmaakt van historische instrumenten: de violisten Alina Ibragimova en Charlotte Saluste-Bridoux spelen op een instrument van respectievelijk Andrea Amati (1720) en Carlo Tononi (1720), de altiste Emilie Hörnlund op een Willems (ca. 1700) en Claire Thirion op een cello van eveneens Carlo Tononi (1720).

We horen op dit tweede album (het eerste bevat de kwartetten op. 33 nr. 1-3) de reeds gememoreerde Haydn-stijl in optima forma, met slechts incidenteel dat de intonatie nét even schuurt. Dat heeft niets te maken met de spelkwaliteit, maar uitsluitend met de karakteristiek van de darmsnaar. Bovendien is het alleen merkbaar op uiterst kritische weergaveapparatuur (Stax Lambda en AKG K1000 hoofdtelefoons). Dat brengt mij dan tevens op de opname: die is weergaloos goed (Andrew keener is een producer-uit-duizenden en Oscar Torres de geluidstechnicus die álles weet van het opnemen van een strijkkwartet). En de muziek? Die is al even weergaloos... Richard Wigmore schreef er een boeiende toelichting bij.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links