|

CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2022
|
Haydn: Pianosonates (deel 1)
nr. 39 in D, Hob. XVI:24 - nr. 47 in b, Hob. XVI:32 - nr. 31 in As, Hob. XVI: 46 - nr. 49 in cis, Hob. XVI: 36
Chandos CHAN 10586 • 68' •
Opname: okt. 2009, Potton Hall, Dunwich, Suffolk (VK)
Haydn: Pianosonates (deel 2)
nr. 48 in C, Hob. XVI:35 - nr. 32 in g, Hob. XVI:44 - nr. 50 in D, Hob. XVI:37 - nr. 19 in e, Hob. XVI:47bis - nr. 20 in Bes, Hob. XVI:18
Chandos CHAN 10668 • 69' •
Opname: okt. 2009 & juni 2010, Potton Hall
Haydn: Pianosonates (deel 3)
nr. 29 in Es, Hob.XVI:45 - nr. 33 in c, Hob.XVI:20 - nr. 42 in G, Hob.XVI:27 - nr. 16 in D, Hob.XVI:14
Chandos CHAN 10689
• 76' •
Opname: mei 2011, Potton Hall
Haydn: Pianosonates (deel 6)
nr. 11 in Bes, Hob.XVI:2 - nr. 43 in Es, Hob.XVI:28 - nr. 35 in As, Hob.XVI:43 - nr. 34 in D, Hob.XVI:33 - nr. 36 in C, Hob.XVI:21
Chandos CHAN 10942
• 84' •
Opname: dec. 2016, Potton Hall
Haydn: Pianosonates (deel 7)
nr. 8 in A, Hob. XVI:5 - nr. 46 in E, XVI:31 - nr. 13 in g, XVI:6 - nr. 57 in F, XVI:47 - nr. 58 in C, XVI:48
Chandos CHAN 10998 • 74' •
Opname: dec. 2017, Potton Hall
Haydn: Pianosonates (deel 8)
nr. 5 in G, Hob. XVI: 11 -
nr. 51 in Es, Hob. XVI:38 - Adagio ma non troppo in G - Sonate nr. 6 in C, Hob. XVI:10 - nr. 7 in D, Hob. XVII:D1 - Variaties op 'Gott erhalte' - Sonate nr. 59 in Es, Hob. XVI:49
Chandos CHAN 20087
• 70' •
Opname: dec. 2018, Potton Hall
Haydn: Pianosonates (deel 10)
nr. 45 in A, Hob. XVI:30 - nr. 28 in D, Hob. XIV:5 - nr. 4 in G, Hob. XVI:G1) - nr. 60 in C, Hob. XVI:50 - nr. 3 in F, Hob. XVI:9 - Arietta con 12 Variazioni Hob.XVII:3
Chandos CHAN 20191
• 72' •
Opname: juni 2021, Potton Hall
Jean-Efflam Bavouzet (piano)
De delen 4, 5, 9 en 11 werden, zoals hieronder in de tekst aangegeven, al eerder besproken.
|
|
 |
Zeker indien sprake is van een enorm oeuvre is het ongewis hoeveel werken een componist in – en dan meestal ook nog in verschillende genres – heeft nagelaten. In het geval van Haydn kan in ieder geval met zekerheid worden vastgesteld dat van zijn zeer vroege werken althans een deel daarvan verloren is gegaan, terwijl van een aantal andere sterk wordt getwijfeld aan de authenticiteit ervan. We moeten het ermee doen!
Wiener Urtext
Op grond van de huidige (en aldus voorlopige) stand van zaken in het muziekwetenschappelijk en historisch onderzoek mag worden uitgegaan van in totaal 62 sonates (afgezien van de nog tien ‘Klavierstücke') zoals die zijn opgenomen in de nieuwe uitgave van de Wiener Urtext Edition (u vindt hier de details), die in 2009 naar aanleiding van het Haydn-jaar (de componist overleed in 1809) verscheen). Waarna die van Breitkopf & Härtel (nog gestoeld op het vroege spitwerk van Anthony van Hoboken) op slag achterhaald was. Voor de Weense nieuwe ‘oerteksteditie' gold als uitgangspunt het in 1964 voltooide musicologisch onderzoek van Christa Landon, met daaraan toegevoegd een stortvloed aan verhelderende notities van de hand van Haydn-kenner Robert D. Levin.
Krenten uit de pap
In de jaren zestig was er weinig belangstelling voor Haydns klavierwerken, die het wat dit betreft moesten afleggen tegen die van Mozart maar vooral Beethoven. Eerst vanaf de beginjaren zeventig, en dan vooral dankzij de door Landon bezorgde, integrale uitgave, begonnen geleidelijk aan meer en meer pianisten van naam zich ervoor te interesseren; en daarmee hun publiek ermee te verwennen (het gaat nooit in omgekeerde volgorde). Wat niet wegneemt dat zelfs nog vandaag de dag van die ruim 60 sonates niet meer dan een karig geselecteerd deel op de concertpodia en in de platenstudio tot uitvoering komt. Je zou dus ook mogen zeggen dat steeds weer diezelfde ‘nummers' worden gespeeld. Waarom die als 'krenten uit de pap' worden beschouwd ontgaat me overigens ten enemale.
Markeringsbaken
Als dat laatste al verklaard kan worden: het valt niet te rechtvaardigen. Immers, En niet alleen omdat Haydns enorme sonatereeks niet valt weg te denken binnen de ontwikkeling van de klavierwerken van Carl Philipp Emanuel Bach en Mozart naar die van de ‘vroege' Beethoven. Zo bezien vormen ze een markeringsbaken van jewelste. Maar ook: de Weense Klassiek zónder Haydn is gewoon ondenkbaar. Hij maakte er substantieel én onmisbaar deel van uit, grofweg tussen 1750 en 1790 (Mozart overleed het jaar daarop en Beethoven stond aan de vooravond van zijn grote Weense successen).
Koorknaap
De Weense Klassiek ofwel de Eerste Weense School (de Tweede wordt toegeschreven aan een ander illuster driemanschap: Schönberg, Berg en Webern) doet vermoeden dat Haydn, Mozart en Beethoven in Wenen zijn geboren, maar niets is minder waar. Wel woonden ze langdurig in Wenen, Haydn zelfs al vanaf zijn kleutertijd. Om in 1740, als achtjarige knaap, opgenomen te worden in het jongenskoor van de Stephansdom. Hij maakte dus al vroeg de overstap van zijn geboorteplaats Rohrau naar de Oostenrijkse muziekmetropool. Bij Mozart verliep dat anders: hij vestigde zich eerst als 25-jarige in de zomer van 1781 definitief in Wenen. Beethoven was 21 toen hij in 1792 in Wenen voorgoed neerstreek en kort daarop al les kreeg – het ging niet zonder slag of stoot - van…Haydn.
Esterházy
Van dit drietal is Haydn de enige die tot hoge leeftijd in vaste dienst van zijn broodheren is gebleven. Dat begon pas goed in 1760, toen hij als 28-jarige in dienst trad van de Esterházy's in Eisenstadt. Het drie jaar eerder, in 1757 begonnen dienstverband met graaf Morzin was voor Haydn onverwacht geëindigd als gevolg van diens grafelijke spilzucht. Door voortdurend nijpend geldgebrek gedwongen zag de edelman geen andere uitweg dan het orkest en dus ook Haydn aan de kant te zetten. Haydn zal het missdchien niet eens zo erg hebben gevonden, al was het alleen maar door het jaarlijks terugkerende pandemonium van de verhuizing van winter- (Wenen) naar zomerresidentie (Lukavice) en uiteraard weer terug. Al schiep zijn winterse verblijf in de Oostenrijkse hoofdstad wel de mogelijkheid om zich van de heersende muzikale stromingen op de hoogte te stellen.
Wat dan vervolgens weer de vraag opwerpt in hoeverre dat zijn neerslag heeft gehad op Haydns componeren, maar ook in relatie tot de muzikale voorkeuren van zijn broodheren, de Esterházy's. Zou er in dat laatste geval bijvoorbeeld van nóg meer Sturm und Drang sprake zijn geweest áls… Die kans lijkt klein, als we tenminste Haydns eerste biograaf, August Griesinger, mogen geloven. Hij zou uit Haydns mond hebben opgetekend dat Esterházy tevreden was over de geleverde prestaties van de componist en dirigent. Al hebben musicologen wel opgemerkt dat Haydn na 1770 juist tot minder Sturm und Drang overging, in zijn symfonieën een meer behoudende koers ging volgen, mogelijk na een opmerking in die richting van Esterházy. Haydn zou volgens Griesinger tijdens een van hun gesprekken ook hebben opgemerkt dat hij in Eisenstadt, ver verwijderd van Wenen (met de postkoets als enig geschikt vervoermiddel), zich afgesneden voelde van de buitenwereld (waarmee hij uiteraard op Wenen moet hebben gedoeld) en dat er niemand in zijn omgeving was die de oorspronkelijkheid van zijn creatieve denken in de weg stond.
Volmaakt
In al zijn werken toont Haydn een volmaakt gevoel voor structuur. Dat gold zowel voor de vorm (vierdelig in de symfonie en het strijkkwartet, driedelig in de sonate en het pianotrio) als voor de inhoud in termen van thematische opbouw en de doorwerking. Het discours in de sonate is vertrouwd, met de gebruikelijke twee snelle hoekdelen, waarvan het eerste in sonatevorm, gevolgd door een langzaam deel in liedvorm (A-B-A), en met als finale een doorgaans fonkelend rondo. Er zijn uiteraard uitzonderingen op dergelijke 'gouden regels' en net zo vanzelfsprekend schuwt hij de Hongaarse folklore en daarmee zijn afkomst niet.
Lange weg
Na het overlijden van zijn laatste broodheer, Nikolaus Esterházy, op 28 september 1790, veranderde Haydns componeerstijl niet. Tenminste, van een breukvlak valt niets te merken, wat zeker het nodige zegt over de creatieve vrijheid die hij onder het banier van de Esterházy's genoot. Haydn is dan weliswaar al 58, maar bepaald nog niet aan het einde van zijn creatieve Latijn. Hij is onafhankelijk, het buitenland lonkt en de vele successen daar nemen een aanvang: zijn compositorisch talent wordt in geheel Europa onderkend en gerespecteerd.
Er ontstaan in die periode nog vier pianosonates: Hob. XVI: 49 (1790), en 50 t/m 52 (1794). Ze tonen de rijpe pennenvruchten van een allang volleerd meester in ook dit genre, het eindpunt van een lange weg die feitelijk begon bij Haydns grote bewondering voor de Pruisische sonates van zijn tijdgenoot Carl Philipp Emanuel Bach.
Rijk geschakeerde overgang
Haydns sonates zijn geen uitwisselbare 'opvulstukken' maar rijk gestileerde, expressieve werelden op zichzelf, onmiskenbaar beïnvloed door – en dat mag bijzonder heten – de met name in het Noorden van Duitsland gevestigde instrumentale praktijk. Het zijn daarom sonates die excelleren in een sterk afwisselend, maar perfect afgewogen expressief kleurenspel dat zich alleen in het prille begin nog aarzelend ontvouwt, dan nog in de typisch ingehouden stijl van een Monn of Wagenseil, maar al spoedig daarna aan invloed winnend. We maken aldus de rijk geschakeerde overgang mee van conventionele Parthia (bijvoorbeeld de sonate nr. 13) of Divertimento (sonate nr. 8) naar de volbloedige sonatevorm. Daarnaast was er in puur instrumentaal opzicht de geleidelijke overgang van het klavecimbel naar de fortepiano, hoewel uit Haydns manuscripten dat onderscheid vaak niet duidelijk blijkt. Zo worden de sonates van rond 1770 door hem nog steeds aangeduid als Sonata per il clavicembalo, zoals dat toen bij zoveel van Haydns tijdgenoten gebruikelijk was. Dat hij uitstekend voor het instrument, onverschillig of het de fortepiano of het klavecimbel betrof, kon schrijven zegt zeker iets over zijn technische aanleg als klavierspeler, al kon hij zich dienaangaande niet meten met virtuozen als Muzio Clementi en Mozart.
Brautigam of...
Wie qua instrument én speelwijze (ze horen onlosmakelijk bij elkaar) het meeste hecht aan het ‘authentieke' karakter van deze muziek kan daarvoor niet beter terecht dan bij ‘onze' Ronald Brautigam die voor het Zweedse BIS alle sonates op fortepiano heeft vastgelegd. Toegegeven: van daaruit is de stap naar de traditionele concertvleugel wel heel erg groot (het omgekeerde is trouwens niet minder het geval).
Wie de concertvleugel ook in Haydn is toegedaan is niet beter uit dan met de Franse pianist Jean-Efflam Bavouzet (1962), die voor het Britse Chandos zowel Haydns complete sonates als een aantal losse stukken heeft opgenomen op 11 (tot nu toe uitsluitend los verkrijgbare) cd's, waarvan het laatste deel in de herfst van dit jaar verscheen. Ik besprak eerder de delen 9 en 11, en collega Aarnoud Coster de delen 4 en 5. PIAS, de importeur, was zo vriendelijk mij ook de de resterende zeven, niet door ons besproken delen alsnog toe te zenden. Daarvan valt niets anders op te merken dan dat Bavouzet van begin tot eind opnieuw blijk geeft van een onwankelbaar gevoel voor ravissante toonkleuren en timing, 'hulpmiddelen' van de puurste soort waarmee hij de spirituele kant van Haydns muzikale denkwereld optimaal, en met groot raffinement, weet te belichten. Daarom zijn dit vertolkingen die bijzonder goed tegen herhaling bestand zijn. We vinden het raffinement terug in de subliem vormgegeven fraseringen, de met meester hand gecreëerde dynamische proportionaliteit en ritmische precisie, maar ook in de rijke afwisseling tussen intieme lyriek en de meer exuberante exploraties. Het zijn zo van die stilistische karakteristieken die grote autoriteit weerspiegelen.
Het is een voor de hand liggend bezwaar: álle sonates gespeeld door één pianist. Het nadeel dat deze sonates vanuit slechts één visie is geprojecteerd, maar daar is deze muziek van nature toch té sterk voor. Alsof zij zelf als het ware de pianist aan haar hand meeneemt - wat, het spreekt voor zich, slechts een illusie en geen werkelijkheid kan zijn. Maar zo komt het wel over, zo welsprekend en verbeeldingsvol is het in de handen van Bavouzet wel, 11 cd's lang. Een formidabele prestatie. In samenhang met de uitstekend geschreven toelichtingen en de fraaie opnamen (de bijzonder fraaie klank van de Yahama CFX concertvleugel is door de gehele serie heen formidabel vastgelegd) is dit als geheel een absoluut niet te versmaden uitgave. Dat de werken niet in chronologische volgorde worden gepresenteerd is uiteraard een bewuste keuze van de pianist geweest. Haydns ontwikkelingsgang kan er weliswaar niet door op de voet worden gevolgd, maar er staat wel een fascinerende contrastwerking tegenover. Laat ik die bekende uitspraak van Johann Cruyff hier dus maar niet citeren...
|
|