CD-recensie

 

© Aart van der Wal, oktober 2010

 

 

Haydn: Orgelconcert in C, Hob. XVIII:1 - in D, Hob. XVIII:2 - Concert voor orgel en viool in F, Hob. XVIII:6.

Ton Koopman (orgel van Marc Garnier uit eigen bezit) Catherine Manson (viool), Amsterdam Baroque Orchestra o.l.v. Ton Koopman.

Challenge Classics CC72390 • 63' •

www.tonkoopman.nl

www.challenge.nl


Ton Koopman zegt in zijn toelichting (dat zouden trouwens veel meer musici moeten doen: zelf een toelichting schrijven bij de stukken die ze op de cd uitvoeren) dat het niet gemakkelijk is om een lijstje te maken van de orgelconcerten van Joseph Haydn (1732-1809). Het eerste probleem waar we bij een aantal daarvan tegenaan lopen is de authenticeitskwestie: kunnen die en die orgelconcerten überhaupt aan Haydn worden toegeschreven? Van minstens vier concerten kan Haydns auteurschap in ieder geval zeer ernstig worden betwijfeld. Vervolgens is daar dan de vraag welk solo-instrument Haydn in gedachten had. Het orgel toch, hoor ik u zeggen? Maar nee, zo eenvoudig is het niet. In de tweede helft van de achttiende eeuw gold het Duitse begrip 'Klavier' voor niet minder dan vier verschillende toetsinstrumenten: de fortepiano, het klavichord, het klavecimbel én het orgel. Het klavichord valt als eerste af omdat zijn geluidsvolume niet krachtig genoeg is als solo-instrument in combinatie met een strijkersensemble. Ook het pianoforte valt af, want dat speelde alleen een rol in Haydns latere werken (de manuscripten van de concerten op deze cd stammen nog uit de eerste jaren van Haydns verbintenis als 'Kapellmeister' aan het hof van Esterházy). Ten slotte blijft dan alleen de keuze over tussen klavecimbel en orgel.

Over de precieze data van het ontstaan van de concerten bestaat eveneens twijfel. De autograaf van het (Orgel)concert in C geeft - in Haydns handschrift - het jaar 1756 weer, dus vóór Haydns benoeming door Esterházy, maar er zijn aanwijzingen dat hij die datum pas later in het manuscript neerschreef. In zijn 'Entwurfkatalog', de lijst met werken die hij zelf bijhield, gaf hij voor het werk twee verschillende omschrijvingen: 'concerto per il clavecembalo' en daaronder: 'concerto p. organo'. Uit de partituur (dus in Haydns handschrift!) blijkt echter dat we met een heus orgelconcert te maken hebben. De conclusie die Koopman hieruit trok was dat de keus voor het te gebruiken instrument maar niet al te strikt moeten worden genomen. Met de instrumentatie kunnen we al evenmin een onbetwistbare koers varen. Op de eerste pagina van het manuscript is er niet alleen sprake van twee hobo's en strijkers (viool, altviool, cello en contrabas), maar zijn er ook nog twee notenbalken ingeruimd voor twee trompetten, die evenwel leeg zijn gebleven. Het gevolg van deze 'omissie' was dat menige kopiist er zelf maar een (eigen) trompetpartij aan toevoegde! In het Concert in D daarentegen zijn de trompetpartijen wel ingevuld, maar Koopman heeft ze voor deze opname weggelaten omdat hij er van overtuigd is dat ze pas later door onbekende hand zijn toegevoegd. Sterker nog, de koperpartijen in de beide concerten kunnen onmogelijk op natuurtrompetten (en -hoorns) worden gespeeld, terwijl er in die tijd van ventielinstrumenten nog geen sprake was. Dat van dat Concert in D het originele manuscript ontbreekt (er is alleen een exemplaar voorhanden dat op naam staat van Baldassare Galuppi) lijkt geen echt probleem op te leveren want het werk staat wel degelijk in Haydns eigen werkoverzicht vermeld. Is dat Concert in D bedoeld voor orgel, of voor klavecimbel? De musicoloog Georg Feder heeft in 'Musikforschung' XXIII/4 1970 onder de titel 'Wieviel Orgelkonzerte hat Haydn geschrieben?' overtuigend aangetoond dat Haydn geen enkel bezwaar had tegen uitvoering op het klavecimbel. Feder heeft even overtuigend laten zien dat het Concert in F niet, zoals Haydn het zelf omschreef, bedoeld was voor viool en klavecimbel ('Concerto per Violino e Cembalo'), maar voor viool en orgel. Feder leidde dat af van zowel de orgelpartij als het bereik van Haydns orgel. Dit concert moet rond 1766 zijn ontstaan want de muziekgever Breitkopf & Härtel vermeldde het werk al in zijn overzichtcatalogus van dat jaar. Er zijn aanwijzigingen dat ook het Concert in D uit diezelfde periode stamt.

Dergelijke musicologische kwesties nemen niet weg dat ook deze drie concerten laten zien hoezeer Haydn het wedijverende, diverterende karakter van het klassieke concertmodel buitengewoon geïnspireerd heeft weten uit te buiten. Ze zijn stuk voor stuk virtuoos, maar bij Haydn is dat nooit een doel op zichzelf. De concerten in C en F leunen sterk tegen het divertimento en de sinfonia concertante aan, in tegenstelling tot het grootschaliger concert in D dat, ook gemeten naar de speltechnische moeilijkheidsgraad, reeds naar de pianoconcerten van Mozart opschuift.

In Haydns enorme oeuvre neemt het concerto slechts een bescheiden plaats in (het zwaartepunt ligt bij de symfonieën en de strijkkwartetten), maar wie de sprankelende stukken hoort kan het alleen maar jammer vinden dat hij niet méér op dit gebied heeft geschreven. En zeker dankzij vertolkingen als deze, die Haydns fonkelende spiritualiteit in de hoekdelen bijzonder spiritueel reliëf geven, in perfect gekozen tempi en met een sterke, maar nooit overdreven ritmische vitaliteit. De langzame middendelen vormen een ideaal rustpunt in dit levendige discours. Een apart compliment geldt het uitmuntende vioolspel van de concertmeester van het Amsterdam Baroque Orchestra, Catherine Manson. De in september 2009 gemaakte opnamen werden niet, zoals gebruikelijk, gemaakt in de Amsterdamse Waalse Kerk, maar in de Lutherse Kerk in Haarlem. Ze zijn iets warmer van klank, maar mooi doorzichtig en goed van balans (de beide solo-instrumenten ten opzichte van tutti). Alles bijeen genomen een aanwinst van het Haydn-repertoire!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links