CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2016
|
Onze zuiderburen waren in met name de negentiende eeuw in het componeren heel wat actiever dan wij noorderlingen. Het bewijs ligt er, in de vorm van intussen maar liefst 94 afleveringen in de serie 'In Flanders' Fields' van het Belgische label Phaedra, met het eindpunt nog niet in zicht. Ik beweer niet dat het daarbij uitsluitend om meesterwerken gaat, maar de creatieve kwaliteiten van al deze toondichters zijn zonder meer hoog. Ook aan de muzikale periferie valt heus veel te genieten. Ook dat wordt in deze kloeke serie zonder meer weerspiegeld. In deze 94ste aflevering draait het om Charles Louis Hanssens 'jeune' (1802-1871), waar ik niet eerder van had gehoord, maar die goede muziek kon componeren. Dat bleek overigens al in 1828, toen Hanssen werd onderworpen aan een 'compositie-examen' door niemand minder dan Luigi Cherubini en Antonin Reicha. Het resulteerde in zijn benoeming tot docent harmonie en compositie aan de Koninklijke Muziekschool (zeg maar het conservatorium) in Brussel. Stilistisch zou ik deze vijf werken in het negentiende-eeuwse Duitsland annex Oostenrijk willen plaatsen, niet ver van bijvoorbeeld een Carl Maria van Weber (die, toevallig genoeg, net als Hanssens ook iets had met de klarinet). Voor Hanssens was de klarinet het favoriete instrument, zonder enige twijfel daarin gestimuleerd door de in Brussel actieve klarinetvirtuozen Joseph Blaes en Frédéric Franck. Zijn Concertino nr. 1 uit 1836 droeg hij op aan Blaes, het Concertino nr. 2 uit 1837 aan Franck. Beide klarinettisten namen de muziek mee op tournee, waarbij Blaes de weinig verheffende eer toekomt dat hij de naam van Hanssens uit het Eerste Concertino (hij had van Franck een afschrift gekregen) schrapte om het stuk als een eigen compositie over het voetlicht te brengen. Niet ongebruikelijk in die tijd (een ander bekend voorbeeld is het Requiem van Mozart, dat de 'in het zwart gehulde, onbekende' opdrachtgever als zijn eigen werkstuk wilde laten uitvoeren). De Fantasie voor viool, klarinet en orkest heeft als extra bijzonderheid dat, hoewel het stuk in Bes staat, de viool een halve toon hoger, in A moest worden gestemd. Dat leverde voor de viool een gemakkelijker vingerzetting op en bevorderde bovendien brio en bravoure, terwijl de klarinet in de 'handige' toonaard kon spelen. We kennen iets soortgelijks in Mozarts Sinfonia concertante KV 364, met de altviool een halve toon hoger gestemd. In de loop van de negentiende eeuw verloor het 'scordatura' (ook een componist als Ignaz Biber maakte er gebruik van) aan populariteit omdat er meer na- dan voordelen aan vast zaten. Met name de hogere snaarspanning, intonatieproblemen en de noodzaak om snelheid en druk van de strijkstok aan te passen maakten het een lastige oefening. In deze vijf stukken van Hanssens klinkt niet alleen compositorisch vakmanschap door, maar is ook sprake van zeer aangename luistermuziek. Nee, ik ga niet zover ze als pure meesterwerken te betitelen, maar wel durf ik te zeggen dat ze een aanwinst betekenen voor met name het klarinetrepertoire. Ook niet onbelangrijk: solisten en orkest zijn volkomen 'up to the task', er wordt monter en fris, gepassioneerd en lyrisch, met volle overtuiging gemusiceerd. Deze stukken doen me daarom echt uitzien naar meer, waaronder Hanssens' koorwerken en kamermuziek, balletmuziek, orkestfantasieën, symfonieën en concertante werken. Zo dicht bij huis, zoveel gecomponeerd. En ik? Ik wist van niets. index |
|