CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2020

Andreas Hammerschmidt - Ach Jesus stirbt

Hammerschmidt: Ach Gott, warum hast du mein vergessen - Ach Jesus stirbt - Ist nicht Ephraim - Warum betrübst du dich - O barmherziger Vater - Erbarm dich mein - Bis an deß Creutzes Stamm - Vater unser Triumph, Victoria - Christ lag in Todesbanden - Die mit Tränen säen - Wer wälzet uns den Stein - Ich bin gewiß, dass weder Tod - Ich fahre auf zu meinem Vater - Siehe, wie fein und lieblich ists

Vox Luminis, Clematis o.l.v. Lionel Meunier
Ricercar RIC 418 • 71' •
Opname: september 2019, Église Notre-Dame, Gedinne (B)

   

In het cd-boekje wordt terecht opgemerkt dat vanuit muziekhistorisch perspectief in de Duitse muziek aan het begin van de zeventiende eeuw de drie bekende 'S'en' een dominante rol vervulden: Schütz, Scheidt en Schein (Bach komt pas later in beeld, Buxtehude blijft - helaas! - op afstand). Daar hoeft weliswaar geen syllabe aan te worden afgedaan, maar een feit is wel dat het tijdvak ook werdt gekenmerkt door een uiterst vruchtbare periode waarin de schone kunsten hoogtij vierden en waarin ook een groot aantal andere componisten van zich deed spreken; en daaronder niet de minste, zoals Michael Praetorius en . Andreas Hammerschmidt (ca. 1611-1675). Al was Hammerschmidt dan van huis uit geen Duitser in de strikte betekenis maar een Bohemer (hij werd in Brüx, het tegenwoordige Most in Tsjechië, geboren), al streek de familie al in 1629 in het Duitse Freiberg in Saksen neer. Andreas heeft daar mogelijk zijn muzikale opleiding afgerond bij de cantor en organist Christoph Schreiber en misschien heeft hij daar ook nog aanvullend orgelonderricht gehad van de tweede stadsorganist, Balthasar Springer.

De biografische gegevens uit die periode mogen dan nogal karig zijn uitgevallen, er hoeft geen enkele twijfel over te bestaan dat Hammerschmidt een zeer gedegen muzikale opleiding heeft genoten. Dat blijkt niet alleen uit zijn uiterst doorwrochte composities, maar ook uit zijn benoeming als organist bij achtereenvolgens de op kasteel Weesenstein (bij Dresden) residerende graaf Rudolf von Bünau en later als opvolger van Schreiber, aan de Petrikirche in Freiberg. Zijn laatste en tevens langste benoeming was die van organist aan de Johanniskirche in Zittau, waar hij na Freiberg met zijn gezin (drie van de zes kinderen stierven al jong) was neergestreken en welke post hij tot zijn dood bekleedde.

Dat Hammerschmidt in zijn tijd te boek stond als een zowel uitmuntend organist als groot deskundige op het gebied van orgels en orgelbouw valt merkwaardig genoeg niet af te lezen van zijn orgelcomposities, want daarvan is er geen een overgeleverd. Wat hij wel achterliet was een grote verzameling profane vocale muziek in de vorm van liederen en madrigalen, naast drie omvangrijke bundels met instrumentale muziek (vooral vijfstemmige dansmuziek), een aantal gelegenheidswerken en bepaald niet als hekkensluiter maar liefst vijftien kloeke delen met uitsluitend religieuze composities, ontstaan tussen 1639 en 1671, tevens de rijpe vrucht van 32 jaar noeste arbeid.

Daaruit kiezen is zeker geen sinecure, maar wat dit nieuwe album betreft is dat voortreffelijk opgelost door heel eenvoudig voor een bloemlezing te opteren die de titel Ach Jesus stirbt heeft meegekregen (naar het gelijknamige madrigaal). De anthologie is toegespitst op Hammerschmidts muziek voor de Lijdensweek tot aan Hemelvaart, met nadruk op de grote stilistische verscheidenheid die eraan ten grondslag ligt. In die zin is deze bloemlezing zonder meer representatief te noemen voor Hammerschmidts belangrijkste erfenis op dit terrein: de exploratie van de Lutherse meerstemmige traditie, maar dan wel in samenhang met wat aan invloeden uit het verre Italië was overgewaaid, en dan met name het madrigaal als de volmaakte synthese van vocale en instrumentale stemmen. Ook Hammerschmidt was er, evenals bijvoorbeeld Schütz, er een meester in om die zo afzonderlijke elementen zo met elkaar te verbinden dat contrast en cohesie elkaar niet afzwakten, maar juist versterkten, zelfs als er sprake is van slechts de solostem afgezet tegen het basso continuo, een muziekvorm die in de Duitse Vroegbarok (tot ongeveer het midden van de zeventiende eeuw) een dominante rol speelde. Maar we bevinden ons bovendien in het middelpunt van de dan sterk in opkomst zijnde typische concertato-stijl, waarbij de vocale en instrumentale stemmen met elkaar contrasteren (wedijveren). Schütz had deze bjzondere stijl van zijn leermeester Gabrieli overgenomen en vanuit Italië naar Duitsland gebracht, waarna ook andere componisten zich over dit nieuwe genre ontfermden.

Wat Hammerschmidt ook met Schütz en de meeste van zijn tijdgenoten deelde was de diep inkervende tragedie van de Dertigjarige Oorlog die van 1618 tot 1648 in grote delen van Europa, ook in het Saksische Zittau, danig huishield en er dood en verderf zaaide. Daarvan zijn de nodige sporen terug te vinden in het nagelaten werk van talloze kunstenaars uit die tijd, en niet in de laatste plaats in de muziek. Profaan of religieus: de in klank gevatte oorlogsmisère valt er eenvoudig niet uit weg te denken.

Na die godsdienstoorlog bloeide ook in Saksen het muziekleven weer op en kan er weer in en rond Zittau volop muziek worden gemaakt en genoten. Dat legde ook de alom gerespecteerde Hammerschmidt geen windeieren, getuige het fraaie huis (het is er nog steeds, zij het in privébezit) dat hij midden in de stad bewoonde en het riante landgoed dat hij eveneens bezat.

De speciaal voor deze uitgave samengestelde bloemlezing raakt - hoe kan het eigenlijk ook anders - de belangwekkende essentie van Hammerschmidts bijzonder fraaie madrigaalkunst, met haar rijke expressie, de breed opgezette, deels dubbelkorige en zelfs driekorige structuur en de daarin verweven fascinerende echo-effecten. Maar er is zeker niet in de laatste plaats en in meer algemene zin de muzikale verbeelding die de vaak aangrijpende teksten een indrukwekkend en ontroerend reliëf verleent. Het zijn zonder uitzondering koorwerken (met instrumentale begeleiding) die zich absoluut doen gelden als belangwekkende voortzetting van de in de Renaissance gewortelde, Lutherse polyfone traditie, maar die ook - ik gaf het reeds aan - inventief zijn verweven met wat toen als Italiaanse 'nieuwigheden' gold; en dan met name in de solozang met begeleiding door het basso continuo. Daarmee vergeleken kan het contrast met Hammerschmidts laatste werk, de bundel Fest- und Zeit-Andachten uit 1671, waarin de rijke zesstemmige polyfonie centraal staat, werkelijk niet groter zijn!

Vox Luminis en Clematis onder leiding van Lionel Meunier hoeven geen nadere introductie: er is al vaak genoeg de loftrompet over gestoken. Dat geldt ook voor deze vertolkingen, die excelleren in doorzichtige solo- en koorzang, fijn geslepen dictie en uitstekende verstaanbaarheid, de volmaakte balans tussen de stemmen en met de instrumentale begeleiding als een waar klankfestijn.

Een belangrijke aanwinst en eens te meer als we bedenken dat de Hammerschmidt-discografie helaas nog steeds karig is bedeeld.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links