CD-recensie

 

© Aart van der Wal, december 2022

Händel: Theodora HWV 68

Lisette Oropesa (sopraan), Joyce DiDonato (mezzosopraan), Paul-Antoine Bénos-Djian, (countertenor), Michael Spyres, Massimo Lombardi (tenor), John Chrest (bariton), Il Pomo d'Oro Koor & Orkest o.l.v. Maxim Emelyanychev
Erato 5054197177910 (3 cd's)
Opname: nov. 2021, Alfried Krupp Saal, Philharmonie Essen

 

Rond 1740 is Händels populariteit in het Londense operagenre sterk gedaald. Daar had een vervolgens door de componist bedachte noviteit niets aan kunnen veranderen: improvisaties op het orgel, door de meester zelf, bij decorwisselingen tijdens pauzes. Het mocht evenwel niet baten. Hij zinspeelde daarom op een vertrek uit de Britse hoofdstad om zijn geluk in Dublin te beproeven. Echter, Messiah, een volbloed oratorium van grote statuur, leidde in Londen tot een dusdanig en zozeer gewenst succes dat hij er al snel op terugkwam, nog versterkt door het succes van een nieuwe prestigieuze reeks concerten op basis van voorintekening. Het werd dus weer Londen, waar Händel met zijn oratoria en abonnementsconcerten zijn publiek weer voor zich wilde winnen. Alsof hij opnieuw het licht had gezien: de publieke smaak had zich gewijzigd, de opera was duidelijk ‘uit', het oratorium was ‘in'. Binnen een tijdsverloop van nauwelijks tien jaar vloeiden ze uit zijn nijvere pen: Belshazzar, Hercules, Joseph, Judas Macabeus, Semele, Jeptha en… Theodora.

Händel begon aan Theodora in juni 1749, hij was toen 64 jaar oud. Het zou zijn voorlaatste oratorium worden: daarna volgde alleen nog Jeptha, dat hij op 17 februari 1751 niet zonder emotie afsloot met de zin ‘ Reached here on 13 February 1751, unable to go on owing to weakening of the sight of my left eye.'

Theodora leek typisch een oratorium dat wist te beantwoorden aan de verwachtingen van de gegoede klasse: een christelijk onderwerp, een meeslepende verhaallijn en ook nog uitgevoerd in de Engelse taal. Er was echter een niet onbelangrijke keerzijde: het werk is doordesemd van een diepe tragiek en eindigt ook zo. Het libretto was opnieuw van zijn goede vriend Thomas Morell (1703-1784), ditmaal gestoeld op een werk van Robert Boyle (1627-1691): The Martyrdom of Theodora and of Didymus, gepubliceerd in 1687. Boyle had voor zijn boek op zijn beurt danig leentjebuur gespeeld bij Théodore, Vierge et Martyre van Pierre Corneille (1606-1684). Niemand die zich in die tijd druk maakte om plagiaat, of wat er op leek.

Binnen een paar maanden had Händel het oratorium reeds voltooid, waarna het op 16 maart 1750 in première ging in het welbekende theater in het Londense Covent Garden. Er zal na afloop ongetwijfeld een aantal handen voor op elkaar gekregen zijn, maar veel zullen het er niet zijn geweest, want het bleek een regelrechte flop. Na drie voorstellingen werd het werk van het repertoire gehaald, om er nooit meer in terug te keren (de laatste keer was in 1755). Vanuit historisch perspectief zijn er sinds jaar en dag twee oorzaken aangevoerd. Ten eerste het feit dat het Londense publiek weinig ophad met de vervolging, veroordeling, martelaarschap en dood van een Heilige (Theodora als christelijk martelares, verliefd op de tot het christendom bekeerde Romeinse Didymus: beiden werden volgens de legende onthoofd) en ten tweede de aardbeving die een week vóór de première menige liefhebber (waaronder naast een deel van de middenklasse uiteraard ook de nodige mecenassen en adellijke welgestelden) de stad deed ontvluchten. Maar mogelijk is er nog een derde, enigszins verhullende reden: het uitermate sombere karakter van het oratorium, nog versterkt door daarmee samenhangende trage tempi in de verschillende delen. Volgens de Londense muziekhistoricus Charles Burney (1726-1814) was de publieke belangstelling zelfs zo slecht dat Händel zich gedwongen zag om gratis toegangsbewijzen aan 'geleerden' uit te reiken, opdat daarmee de zaal althans nog redelijk kon worden gevuld. Maar veel hielp het niet, want er kwam dusdanig weinig publiek opdagen dat er volgens Burney in de opengevallen zaalruimte zelfs kon worden gedanst, met de stoelen aan de zijkant. Met Händel die tegen zijn vrienden, die wel waren komen opdagen en zich geconfronteerd zagen met een vrijwel lege zaal, uitriep: “Het geeft niks, de muziek zal er des te beter door klinken!”

Men mag er zich wellicht over verbazen hoe weinig publieke bijval het werk toentertijd in Londen te beurt viel, want wie het oratorium nu hoort kan eigenlijk niet anders concluderen dan dat het tot het beste behoort dat Händel op dit gebied heeft voortgebracht. Waarbij wij wel in de luxe verkeren het oratorium in zijn volle glorie te kunnen beleven, want dit nieuwe album laat daarover geen enkel misverstand bestaan: er wordt door alle solisten en het koor waarlijk schitterend gezongen, het rollenspel is net zo overtuigend dankzij de van deze vertolkingen afstralende muzikale chemie waarvan de vele recitatieven, soli, duetten en trio's werkelijk doortrokken zijn. Zoals ook de kleurrijke versieringen naadloos op hun plek vallen. Voeg daarbij de fenomenale instrumentale bijdragen van het door Maxim Emelyanychev geleide Pomo d'Oro en u begrijpt dat u met deze uitvoering een waar juweel in huis haalt. Over de opname eveneens niets dan goeds: strikt helder en voorts ideaal gebalanceerd.

Dan nog dit. De opname vond plaats in de Alfried Krupp Saal in de industriestad Essen, de stad waar meer gebouwen zijn naam dragen. Een bepaald niet inspirerende omgeving. En dan te bedenken dat deze industrieel na de oorlog werd veroordeeld wegens misdaden tegen de menselijkheid (onder meer slavenarbeid met alle gevolgen van dien in de Krupp-fabrieken). Hij werd tot twaalf jaar cel veroordeeld, wat later werd teruggebracht tot drie jaar. Historisch besef kent vele aspecten... Tja...


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links